Overal 1-2 HV hfst 6.3 serie en parallelschakeling
Tekst
Overal 1-2 HV hfst 6
6.3 serie- en parallelschakeling
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Tekst
Overal 1-2 HV hfst 6
6.3 serie- en parallelschakeling
Slide 1 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een serieschakeling
Alle onderdelen zitten in dezelfde stroomkring. Als één onderdeel kapot is, werken de andere onderdelen ook niet meer.
Slide 2 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een serieschakeling
De spanning van de bron is gelijk aan de som van
de spanningen over de lampjes.
Ubron = U1 + U2+U3(+U4+….) 4,5V=1,5V+1,5V+1.5V
4,5 V
1,5 V
1,5 V
1,5 V
Slide 3 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een serieschakeling
De stroomsterkte door ieder lampje is gelijk aan
de stroomsterkte door de bron.
Ibron= I1 = I2=I3(=I4=…..)
0,1A= 0,1A=0,1A=0,1A
Slide 4 - Tekstslide
Bij een serieschakeling blijft ... ... gelijk
A
de spanning
B
de stroomsterkte
C
de weerstand
D
het vermogen
Slide 5 - Quizvraag
Hiernaast zie je een serieschakeling van 2 gelijke lampjes. Door de stroomkring gaat een stroom van 2 Ampère. Hoe groot is de stroomsterkte door lampje 2?
A
1 Ampère
B
2 Ampère
C
4 Ampère
D
2 Volt
Slide 6 - Quizvraag
Hiernaast zie je een serieschakeling van 2 gelijke lampjes. De batterij levert een spanning van 9 Volt. Hoe groot is de spanning over lampje 1?
A
9 Volt
B
4,5 Volt
C
18 Volt
D
9 Ampère
Slide 7 - Quizvraag
In een serieschakeling zijn drie identieke lampen geschakeld. De bronspanning is 12V. Hoeveel spanning staat er over elke lamp?
A
12 V
B
6 V
C
3V
D
4 V
Slide 8 - Quizvraag
6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een parallelschakeling:
Elk onderdeel zit in een aparte
stroomkring. Als één onderdeel kapot is, blijven de andere onderdelen werken
Slide 9 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een parallelschakeling:
De spanning over iedere lamp is gelijk aan
de bronspanning.
Ubron= U1 = U2=U3(=U4=…..)
4,5V=4,5V=4,5V=4,5V
Slide 10 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een parallelschakeling:
De stroom door de spanningsbron is de som van
de stromen door de lampjes.
Ibron = I1 + I2(+I3+I4+….)
0,3A= 0,1A+0,1A+0,1A
Slide 11 - Tekstslide
Wat is er constant bij een parallelschakeling?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand
Slide 12 - Quizvraag
Hiernaast zie je een parallelschakeling van 3 gelijke lampjes. De batterij levert een spanning van 9 Volt. Hoe groot is de spanning over het bovenste lampje ?
A
9 Ampère
B
3 Volt
C
27 Volt
D
9 Volt
Slide 13 - Quizvraag
Een batterij in een parallelschakeling waar twee lampjes parallel geschakeld zijn heeft een spanning van 6 volt en een stroomsterkte van 4 A. Wat is de spanning en de stroomsterkte bij ieder lampje?
Teken de situatie!
A
U = 6V, I = 2 A
B
U = 6V, I = 4A
C
U = 3V, I = 2A
D
U = 3V, I = 4A
Slide 14 - Quizvraag
Hoe groot is de totale stroomsterkte van deze parallelschakeling?
A
I = 24 A
B
I = 9 A
C
I = 3 A
D
I = 2 A
Slide 15 - Quizvraag
Hiernaast zie je een parallelschakeling van 3 gelijke lampjes. De stroomsterkte door de batterij is 12 Ampère. Hoe groot is de stroomsterkte door het onderste lampje ?
A
12 Ampère
B
4 Ampere
C
36 Ampère
D
12 Volt
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Serieschakeling
Bij een serieschakeling zitten de batterijen achter elkaar in dezelfde stroomkring.
Bij een serieschakeling tel je de spanning van de batterijen bij elkaar op.
Hier dus 1,5V + 1,5V = 3V
Slide 18 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Batterijen in serie schakelen
Bij een serieschakeling moet de pluspool van de ene batterij met de min pool van de andere batterij verbonden worden.
Hoe meer batterijen in serie geschakeld hoe feller het lampje brandt .
Slide 19 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Batterijen parallel schakelen
Als je batterijen parallel schakelt, moet je de gelijke polen met elkaar verbinden.
Bij een parallel schakeling krijg je geen sterkere spanningsbron De spanning blijft gelijk. De batterijen gaan langer mee.
1,5V=1,5V=1,5V
Slide 20 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Ampèremeter aansluiten
Een ampèremeter sluit je in serie aan in de stroomkring.
Slide 21 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Voltmeter aansluiten
Een Voltmeter sluit je parallel aan op het onderdeel dat je gaat meten.
Slide 22 - Tekstslide
Hoe heet deze schakeling?
A
Serie
B
Parallel
Slide 23 - Quizvraag
Is het een serieschakeling of een parallelschakeling?
A
Serie
B
parallel
Slide 24 - Quizvraag
Wat voor soort schakeling is dit?
timer
0:20
A
serie
B
parallel
C
serie en parallel
Slide 25 - Quizvraag
Hoe zijn de lantaarnpalen in de straat geschakeld?
A
In serie
B
Parallel
Slide 26 - Quizvraag
Een lampje heeft een spanning van 3,0 V nodig. Je hebt 2 batterijen van 1,5 V. Hoe moet je ze aansluiten om het lampje goed te laten branden?
A
Parallel
B
In serie, + bij +
C
In serie, + bij -
D
Dat maakt niet uit
Slide 27 - Quizvraag
Als je 3 batterijen van 1,5 V parallel aansluit wordt de totale spanning
A
4,5 V
B
1,5 V
C
0,5 V
Slide 28 - Quizvraag
huiswerk
lees de tekst van paragraaf 6.3
maak de vragen van paragraaf 6.3 op de digitale methode van Overal.