Wat doe jij met je (zak)geld?
1 / 20
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Spaar jij? Zo ja, waarvoor?
A
Ik spaar niet
B
Ik spaar om iets duurs te kunnen kopen
C
Ik spaar zodat ik altijd iets achter de hand heb
D
Ik spaar omdat ik mijn geld nu niet uit wil geven
Slide 6 - Quizvraag
Sparen
Slide 7 - Woordweb
Slide 8 - Tekstslide
Marlies Legt elke maand €10 aan de kant om na 10 maanden een mooie ketting te kopen.
A
Zekerheidsmotief
B
Doelmotief
C
Vermogensmotief
D
Geen van de 3
Slide 9 - Quizvraag
Jacob is bang dat zijn fiets een keer kapot gaat en houdt daarom al geld apart.
A
Zekerheidsmotief
B
Doelmotief
C
Vermogensmotief
D
Geen van de 3
Slide 10 - Quizvraag
Pim zijn ouders zetten sinds zijn geboorte maandelijk €25 op een rekening waarmee ze zijn studie willen betalen
A
Zekerheidsmotief
B
Doelmotief
C
Vermogensmotief
D
Geen van de 3
Slide 11 - Quizvraag
Lara merkt dat als ze meer geld op de bank heeft staan, ze ook meer rente ontvangt van de bank.
A
Zekerheidsmotief
B
Doelmotief
C
Vermogensmotief
D
Geen van de 3
Slide 12 - Quizvraag
Tobias is naar school fietsen zat en wil graag een brommer kopen.
A
Zekerheidsmotief
B
Doelmotief
C
Vermogensmotief
D
Geen van de 3
Slide 13 - Quizvraag
Als Pepijn elke week €5 euro apart legt, hoe veel geld heeft hij dan na een jaar?
A
€60
B
€160
C
€260
D
€360
Slide 14 - Quizvraag
Pepijn spaart €260 in een jaar, hoe veel is dat per kwartaal?
A
€40
B
€50
C
€55
D
€65
Slide 15 - Quizvraag
Chartaal geld is ...
A
Contant
B
Op de bankrekening
Slide 16 - Quizvraag
Menno heeft €1000 gespaard, hij ontvangt hier 2% rente over. Hoe veel euro rente ontvangt Menno?
A
€0,20
B
€2,00
C
€20,00
D
€200,00
Slide 17 - Quizvraag
Een voorbeeld van vaste lasten is...
A
de huur van een woning
B
een afspraak bij de dierenarts
C
een dagje weg gaan met vrienden
D
een kado voor de buren
