theorie verhaalanalyse (zie werkboekje) met alle opdrachten
Nieuw Nederlands beeldspraak en stijlfiguren (zie paragrafen Woordenschat);
de achtergrondinformatie bij de roman
TEA 4: summatieve toets literatuur
Slide 2 - Tekstslide
Programma deze week
Leesvaardigheid: Diataaltoets (af-)maken. Vandaag niet af? Dan dinsdag 6e uur bij inhaaltoets Ned. of vandaag thuis afmaken
Oefenen met Diataal, zie Teams: 2F of 3F-niveau
Starten met lezen in roman De jongen op de berg met bijbehorende opdrachten.
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen P4
Je hebt geoefend met leesvaardigheid
Je hebt literaire begrippen geleerd uit de verhaalanalyse en ze toegepast op de roman en op tekstfragmenten
Je kent de theorie van stijlfiguren en beeldspraak
Slide 4 - Tekstslide
Huiswerk
Slide 5 - Tekstslide
Leesvaardigheid
Toets afgerond?
Diateksten op Teams/Lesmateriaal/P4. Kies 2F of 3F
Slide 6 - Tekstslide
T G 3 D
Welkom
Slide 7 - Tekstslide
Huiswerk
1. Diataaltoets gemaakt (vraag om je inloggegevens als je deze nog niet ontvangen hebt)
2. Tekst Kunstmatige intelligentie lezen en opdrachten maken (opdracht 1 en 4 niet). Neem de uitwerkingen mee naar de les om ze te tonen.
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoel deze week
Je weet wat er van je verwacht wordt in TEA4
Je hebt een begin gemaakt met de opdrachten en het boek De jongen op de berg
Slide 9 - Tekstslide
Uitleg literaire begrippen
document staat ook op Teams, Bestanden, Lesmateriaal
Slide 10 - Tekstslide
Personages
Verzonnen door schrijver: die trekt aan de touwtjes en bepaalt wat ze doen.
Hoofdpersonen: gedachten, uiterlijk en gevoel uitgebreid beschreven, zodat je met hen meeleeft.
Je kunt je zelfs met hen identificeren: je bedenkt hoe jij gereageerd of iets beleefd zou hebben.
Bijfiguren: kort en eenvoudig beschreven. De meeste aandacht gaat naar hun uiterlijk en vaak vertonen ze maar weinig eigenschappen.
Slide 11 - Tekstslide
Personages (2)
Karakterontwikkeling: in de loop van het verhaal zie je dat een hoofdpersoon verandert / een nieuw inzicht krijgt / ...
Dat wat de hoofdpersonen meemaken in een verhaal, kan invloed hebben op hun karakter: zo kunnen ze zelfverzekerder, of somber, vrolijk, minder bang, etc. worden.
Let ook op uiterlijke kenmerken: kledingstijl en fysieke kenmerken horen bij de personages en moet je kunnen beschrijven.
Slide 12 - Tekstslide
Vertelperspectief
Wat is een 'vertelperspectief'?
....
gezichtspunt/perspectief: schrijver/regisseur bepaalt via wie jij de gebeurtenissen in het verhaal meekrijgt
Slide 13 - Tekstslide
Vier vormen:
ik-perspectief (ik-persoon vertelt het verhaal): Deze ik-figuur vertelt het verhaal aan jou. Zelf is hij of zij dan het hoofdpersonage.
Welk voorbeeld?
ik-perspectief is niet per se betrouwbaar.
Slide 14 - Tekstslide
Vier vormen:
personaal perspectief (hij/zij-persoon vertelt het verhaal)
*alwetend perspectief: verteller weet méér dan personages en 'hangt boven het verhaal': maakt er zelf geen deel van uit. Kan ook commentaar geven op de personages
Let op: personage/verteller is NIET de schrijver!
Slide 15 - Tekstslide
Perspectief
kan onbetrouwbaar zijn, omdat je als lezer een onvolledig, onjuist of vertekend beeld kan krijgen. Bijvoorbeeld als de verteller hallucineert of duidelijk liegt.
het perspectief kan wisselen binnen een verhaal - vaak is er dan een witregel of nieuw hoofdstuk.
Slide 16 - Tekstslide
=> welk
perspectief?
Slide 17 - Tekstslide
=> welk perspectief?
Slide 18 - Tekstslide
Welke vragen heb je nog?
Slide 19 - Tekstslide
Voorlezen
Opdrachten maken 1 t/m 3 (opdracht over het joodse geloof)