Lesson Grammar Chapter 1

Important information:
  • The test on Chapter 1 is TOMORROW
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Important information:
  • The test on Chapter 1 is TOMORROW

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Review for the test (Herhalen) 
- PRESENT SIMPLE ( tegenwoordige tijd)
- PERSONAL PRONOUNS


- No weird or nicknames!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de present simple?
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordig tijd
C
Toekomst

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Bij gewoonte, feit en regelmaat.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
Wat is de regel van de present simple?
A
SHITY-regel
B
hele ww (bij I, you, we, they) hele ww + s (bij he, she, it)
C
Hele werkwoord
D
Werkwoord + -ed

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
welke zin is present simple?
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 7 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present simple:

I ___(to live) in Madrid.
A
live
B
lives

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple
He ..... (to push)
A
push
B
pushes
C
pushs

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple
He ..... (to try)
A
try
B
tries
C
trys

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. We danced all night yesterday.
2. My father and I watch movies every Saturday.
3. My grandmother often visits us for a cup of coffee.
5. Tom is 15 years old.
1. She play the piano every day after school.
niet de present simple
wel de present simple

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple: We _____ football.
A
like
B
likes

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
The girl ... him.
A
Kiss
B
Kisses
C
Kissing

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke zin staat in de present simple?
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 14 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Ik snap de present simple
A
helemaal
B
voor het grootste gedeelte
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

TODAY'S LESSON


  • Guy Fawkes Night
  • Practice for the upcoming test

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PERSONAL PRONOUNS

You use personal pronouns for people, animals, or things.

She is very sweet.
I am talking to her.
It is looking at them.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In English you ALWAYS spell "I" with a capital letter!
You use these personal pronouns before the verb.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

You use these personal pronouns after the verb.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan:
___ am 12 years old.
A
You
B
He
C
They
D
I

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan:
___ is late for school.
A
They
B
She
C
We
D
I

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan:
___ is taller than ___.
A
he / me
B
we / I
C
she / he
D
you / us

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct personal pronoun.
_____ are my parents. (zij)

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct personal pronoun.
She looks like ______ (haar).
A
him
B
us
C
her
D
me

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct personal pronoun.
The teacher likes ______ .
A
I
B
my
C
me
D
i

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct personal pronoun.
I can see _____ (hen).

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct personal pronoun.
Jake doesn't want to eat _____ (het).

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Practice with Blooket!
  • Go to www.blooket.com
  • Click on:  join a game
  • Fill out the game ID
  • Join with your own name
  • Let's play!

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tuesday 5 November
Toets Chapter 1:This is me

 Voor deze toets moet je leren:
- De Vocabulary die op bladzijde 82 en 83 staat.
- De Stones die op bladzijde 84 staat.
- De Grammar die op bladzijde 85 staat.

Let op! Sommige woordjes moet je Engels - Nederlands EN Nederlands - Engels leren, deze herken je in je boek aan <- -> .















Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies