Cultuur van het Moderne H5 24-25

Quiz Cultuur van het Moderne / Massacultuur
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Quiz Cultuur van het Moderne / Massacultuur

Slide 1 - Tekstslide

Noem twee kenmerken van de avant-gardistische kunst.

Slide 2 - Open vraag

Welke nieuwe technieken gebruikten de expressionisten in hun schilderkunst?

Slide 3 - Open vraag

Wat is kenmerkend aan Ballet Russes?
A
Ze traden op in Parijs.
B
Ze traden op in Moskou.
C
Ze brachten vernieuwende/ avantgardistische balletten.
D
In hun dansvoorstelling was het academische ballet te zien.

Slide 4 - Quizvraag

Wat was niet een uitgangspunt van Piet Mondriaan/ De Stijl.
A
De aanwezigheid van herkenbare vormen schept verwarring bij de kijker.
B
Balans kan je bereiken door tegenstellingen zoals horizontale en verticale lijnen en verschillende kleurvlakken bij elkaar te plaatsen.
C
Kosmische schoonheidsbeleving bereik je alleen door abstracte kunst.
D
Kunst moet streven naar de vertolking van hun stemmingen en emoties.

Slide 5 - Quizvraag

Welk doel had Bertolt Brecht met zijn episch theater?
A
Hij wilde dat de toeschouwers zich konden inleven in de getoonde situatie op het toneel.
B
Hij wilde dat mensen een catharsis door zouden maken en dus gezuiverd zouden zijn na mee te hebben geleefd met de tragische held.
C
Hij wou dat toeschouwers vervreemden zodat ze zouden gaan nadenken over het nut van kunst.
D
Hij wilde de wereld verbeteren door de mensen maatschappelijk en politiek meer bewust te maken.

Slide 6 - Quizvraag

Noem drie kenmerken van Das Cabinett des Dr. Caligari die bijdragen aan het expressionistische karakter van de film

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Video

Omschrijf het verband tussen de ideeën van Freud en het surrealisme
A
Freud vond dat kunst het gevoel van de kunstenaar moest tonen. Om die reden toonde surrealistische kunstenaars hun gevoel in de kunsten.
B
Freud geloofde dat de kijker vervreemd moest worden door de kunsten, daardoor kozen de surrealisten voor een vervreemdende voorstelling.
C
Freud laat zien hoe het gedrag wordt gestuurd door driften en het onderbewuste. Surrealistische kunstenaars gaan die driften onderzoeken waardoor ze bestaande regels overtreden.
D
Freud laat zien hoe het gedrag wordt gestuurd door driften en het onderbewuste. Surrealistische kunstenaars kiezen qua vormgeving dat ze ze tegenkomen in hun onderbewuste.

Slide 9 - Quizvraag

Milhaud: vanaf 2:30
https://www.youtube.com/watch?v=9iqZ-lyUsNM

Slide 10 - Tekstslide

Welke modernistische ontwikkeling volgde Darius Milhaud in dit muziekstuk?
A
Het gebruik van polyfonie (er zijn meerdere melodielijnen)
B
het gebruik van dissonantie (geluid van klanken die niet harmonieus samen klinken)
C
Het gebruik van polyritmiek (meerdere ritmes door elkaar)
D
Het gebruik van dynamiek (groot verschil tussen hard en zacht)

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Welke modernistische ontwikkeling volgde Darius Milhaud in dit muziekstuk?
A
Het gebruik van polyfonie (er zijn meerdere melodielijnen)
B
het gebruik van dissonantie (geluid van klanken die niet harmonieus samen klinken)
C
Het gebruik van polyritmiek (meerdere ritmes door elkaar)
D
Het gebruik van dynamiek (groot verschil tussen hard en zacht)

Slide 13 - Quizvraag

Expressionistische kunst vindt haar inspiratie in niet-westerse kunst. Leg uit welke visie op niet-westerse cultuur hier aan ten grondslag ligt.
A
De visie dat de bevolking van niet-Westerse landen beter zijn in het uiten van hun emoties dan in het Westen.
B
Expressionistische kunstenaars zijn op zoek naar niet realistische kunstvormen. Ze worden daarin geïnspireerd door niet-Westerse kunstenaars die dat al doen in de kunsten.
C
De visie dat niet-Westerse kunst verder is ontwikkelt dan Westerse kunst.
D
Expressionistische kunstenaars zijn op zoek naar het ‘primitieve’ en ‘pure’. Dat is in niet-westerse culturen meer te vinden is dan in de westerse wereld, denken ze.

Slide 14 - Quizvraag

Welke bewering is waar?
A
Mise-en-scene is alles wat er qua theatervormgeving te zien is.
B
Mise-en-scene is de manier waarop het speelvlak door de spelers wordt gebruikt.
C
Toneelbeeld is alles wat er qua theatervormgeving te zien is.
D
Toneelbeeld is de manier waarop het speelvlak door de spelers wordt gebruikt.

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor effect had het vervreemdingseffect op het publiek.
A
Er werden heftige emoties opgeroepen bij de toeschouwer.
B
Het publiek kan zich niet inleven in een voorstelling omdat de verhaallijn steeds wordt onderbroken.
C
De toeschouwers hadden minder rationele controle waardoor het onderbewuste werd bereikt.
D
De toeschouwers vergaten hun eigen leven en leefden mee met de personages op het toneel.

Slide 16 - Quizvraag

Welke bewering is waar?
A
Maat is de afwisseling van korte en lange noten.
B
Maat is de snelheid waarmee muziek wordt gespeeld.
C
Ritme is de afwisseling van korte en lange noten.
D
Tempo is het aantal tellen dat in de maat zit.

Slide 17 - Quizvraag