In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets h5 Rechtsstaat 3T 24-25
Slide 1 - Tekstslide
Geef de definitie van het begrip rechtsstaat.
Slide 2 - Open vraag
Noem drie kenmerken van een autoritair regime
Slide 3 - Woordweb
Noem drie kenmerken van een democratie
Slide 4 - Woordweb
Waarom is er in een dictatuur sprake van censuur? Leg beide begrippen ook uit.
Slide 5 - Open vraag
In een autoritaire staat staan de machthebbers boven de wet. Wat betekent dit?
Slide 6 - Open vraag
Wat is de Grondwet?
Slide 7 - Open vraag
Noem een aantal grondrechten
Slide 8 - Woordweb
Noem mensenrechten
Slide 9 - Woordweb
Is er in een dictatuur een grondwet of mensenrechten?
A
Ja, mensenrechten zijn overal ter wereld.
B
Nee, niet elk land houdt zich aan mensenrechten.
Slide 10 - Quizvraag
Bekijk de bovenstaande foto.
Slide 11 - Tekstslide
Leg uit wat je op de vorige foto zag en betrek het woord boycot in je antwoord waarin je dat woord ook uitlegt.
Slide 12 - Open vraag
Wat wordt bedoeld met de scheiding der machten? Leg dit uit en benoem het bijbehorende begrip.
Slide 13 - Open vraag
Noem de drie machten.
Slide 14 - Open vraag
Leg de uitvoerende macht uit en benoem wie dit is.
Slide 15 - Open vraag
Leg uit wie de rechterlijke macht is en benoem wie dit is.
Slide 16 - Open vraag
Leg uit wie de wetgevende macht is en benoem wie dit is.
Slide 17 - Open vraag
Wat is een belangrijk kenmerk van de rechterlijke macht in Nederland.
A
Dat de rechters worden aangestuurd door de overheid.
B
Dat de rechters niet onafhankelijk zijn en voor het leven worden benoemd.
C
Dat de rechters onafhankelijk zijn en voor het leven worden benoemd.
D
Dat de rechters tijdelijk worden benoemd.
Slide 18 - Quizvraag
In een autoritaire staat...
A
zijn er geen rechters.
B
is er ook een machtenscheiding.
C
is de rechter onafhankelijk.
D
doet de rechter wat de machthebber zegt.
Slide 19 - Quizvraag
Doelen van deze les:
Aan het eind van de les kun je:
- het begrip legaliteitsbeginsel toepassen.
- het verschil tussen een overtreding en een misdrijf benoemen.
- voorbeelden opnoemen van tijdgebonden en plaatsgebonden criminaliteit.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Tijdens een controle door de overheid van studenten die studiefinanciering krijgen, ging de overheid extra letten op studenten die op het MBO zitten of een migratieachtergrond hebben. Leg uit dat deze handeling van de overheid in strijd is met het legaliteitsbeginsel. Zorg dat je het begrip legaliteitsbeginsel ook uitlegt.
Slide 22 - Open vraag
Kenmerken en voorbeelden van overtredingen
Slide 23 - Woordweb
Kenmerken en voorbeelden van misdrijven
Slide 24 - Woordweb
Wat is het verschil tussen het begrip delict en het begrip criminaliteit?
Slide 25 - Open vraag
Tijdgebonden criminaliteit
Slide 26 - Woordweb
Plaatsgebonden criminaliteit
Slide 27 - Woordweb
Een leerling heeft een oude vrouw beroofd met zijn vrienden onder schooltijd. Welke risicofactoren herken je hier?
A
Spijbelen en groepsgedrag
B
Spijbelen en alcohol
C
Groepsgedrag en drugsgebruik
Slide 28 - Quizvraag
Tijdens een voetbalwedstrijd raken dronken fans met elkaar op de vuist. Welke risicofactoren herken je hier?
A
Groepsgedrag
B
Alcohol of drugs
C
Spijbelen
D
Onveilige opvoeding
Slide 29 - Quizvraag
Is iemand die voldoet aan een risicofactor ook gelijk crimineel? Leg je antwoord uit.