Biologie mavo2 Voeding & Vertering 2.3 De organen voor vertering

2.3 Organen voor vertering
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.3 Organen voor vertering

Slide 1 - Tekstslide


Verteringsorganen


Deze stoffen kunnen we direct in ons
bloed
opnemen:
  • glucose
  • mineralen
  • water
  • vitaminen

Ze hoeven dus niet verteerd te worden!


Slide 2 - Tekstslide


Eiwitten, koolhydraten en vetten kunnen niet direct opgenomen worden in het bloed,
ze zullen daarom  eerst verteerd moeten worden


Slide 3 - Tekstslide

Mond-en keelholte
Bij slikken:
Huig: sluit neusholte af
Strotklepje: sluit luchtpijp af
Speekselklieren: produceren 

Slide 4 - Tekstslide

In de mond- en keelholte
Speeksel gemaakt door 
paar 3 speeksel klieren.
Speeksel bestaat uit water,
slijm en enzym, het:
  • laat het voedsel makkelijk
    in je keel glijden
  • verteert zetmeel
  • doodt bacteriën 

Slide 5 - Tekstslide

slokdarm naar maag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

De maag

Slide 8 - Tekstslide

De maag
Wat gebeurt er in de maag?
In de maag wordt het voedsel vermengd met maagsap. Maagzuur (pH 2) bevat enzymen. Maagzuur doodt bacteriën.

Welke enzymen?
De enzymen in de maag breken eiwitten af. De maag zelf heeft een beschermlaag (slijmvlies) tegen die enzymen.

Slide 9 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm, lever, galblaas en alvleesklier.

Slide 10 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm

Slide 11 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm
Sappen toegevoegd: 
- uit de lever:
Gal
- Uit de alvleesklier:  Alvleessap

Slide 12 - Tekstslide

alvleesklier
de alvleesklier produceert alvleessap (enzym).

alvleessap breekt eiwitten, koolhydraten en vetten af.

Slide 13 - Tekstslide

Gal
De lever produceert gal. De gal wordt in de galblaas opgeslagen (bewaard). 
Als er vet verteerd moet worden, komt er gal vanuit de galblaas bij de voedselbrij waar vet in zit. 

Slide 14 - Tekstslide

Gal
Gal emulgeert vetten.

Vet lost niet op in water maar vormen juist grote vetdruppels. 

Gal breekt de grote druppels af in kleinere druppels zodat ze makkelijk verteerd worden.

Slide 15 - Tekstslide

Dunne darm: darmsap met enzymen voor vertering van eiwitten en koolhydraten

Slide 16 - Tekstslide

Dunne darm
- Darmsap bevat enzymen voor de vertering van eiwitten en koolhydraten)
- Darmplooien met darmvlokken (één cellaag dik)
- Groot oppervlakte voor goede en snelle opname van voedingsstoffen

Slide 17 - Tekstslide

Blinde darm
De "blinde darm" is het wormvormige aanhangsel aan de dikke darm en bevindt zich meestal rechtsonder in de buik.
Dit kan ontsteken.

BLINDEDARMONTSTEKING



Slide 18 - Tekstslide

Dikke darm
De dikke darm is 1,5 meter lang

In de dikke darm wordt vocht uit de onverteerde voedselbrij opgenomen (indikken).

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Kunnen we toch cellulose verteren?
In de dikke darm leven bacteriën die een enzym produceren voor de vertering van cellulose.

Maken van
 cellulose ->glucose-> deels terug naar bloed

Slide 21 - Tekstslide

Na het verteren
 
Poep wordt verzameld in de endeldarm en verlaat via de anus je lichaam.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Waar wordt eten verteerd
Verteringssappen ‘knippen’ grote voedingsstoffen in kleine stukken. 

Dat gebeurt op vier plekken:
1 speeksel – in de mond
2 maagsap – in de maag
3 alvleessap – in de twaalfvingerige darm
4 darmsap – in de dunne darm

Slide 24 - Tekstslide

1. Blindedarm = wormvormig aanhangsel
2. Anus = kringspier die de dikke darm afsluit
A
1 waar 2 nietwaar
B
1 niet waar 2 waar
C
Beide waar
D
Beide nietwaar

Slide 25 - Quizvraag

1. Het maagportier = kringspier die de maag afsluit
2. Darmplooien en darmvlokken zitten in de maagwand en vergroten het oppervlak
A
1 waar 2 nietwaar
B
1 niet waar 2 waar
C
Beide waar
D
Beide nietwaar

Slide 26 - Quizvraag

1. Vanuit de dunne darm worden de
verteringsproducten opgenomen in het bloed
2. Het alvleeskliersap helpt bij de vertering
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 27 - Quizvraag

Door welk orgaan wordt gal gemaakt?
A
Maag
B
Lever
C
Galblaas
D
Alvleesklier

Slide 28 - Quizvraag

1. Vanuit de dikke darm worden water en
voedingsvezel aan het bloed toegevoegd
2.De niet-verteerde voedselresten verlaten het
lichaam via de anus
A
Beide waar
B
Beide Niet waar
C
1 Waar 2 Niet waar
D
1 Niet waar 2 Waar

Slide 29 - Quizvraag

Als je slikt, sluit de huig de mondholte af.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

De peristaltische bewegingen
vinden plaats in .......

A
De mond, de dikke darm
B
De darmen, de maag en de slokdarm
C
De maag en de slokdarm
D
De mond en de maag

Slide 31 - Quizvraag

Mijn maag is
A
geen orgaan
B
een orgaan

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de reden dat de dunne darm plooien en darmvlokken heeft?
A
Dan gaat de voedselbrij langzamer door de darm
B
Dat zorgt voor oppervlaktevergroting waardoor er meer plek is voor stofwisseling
C
Dat zorgt voor betere darmperistaltiek
D
Dat zorgt voor een betere mechanische vertering

Slide 33 - Quizvraag

De maag heeft darmperistaltiek
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Waar wordt de meeste alcohol opgenomen in je bloed?
A
mond
B
dunne darm
C
dikke darm
D
maag

Slide 35 - Quizvraag

Wat word er al opgenomen in je mondholte? En door middel van wat?
A
Kiezen zorgen voor fijnmalen en opname van vet
B
Snijtanden zorgen voor opnamen van vezels
C
Speeksel zorgt voor opname van vitamine C
D
Speeksel en tanden zorgen voor kauwen van mineralen

Slide 36 - Quizvraag

Welke voedingsstof wordt vooral er in de mondholte verteert?
A
Eiwitten
B
Zetmeel
C
Koolhydraten
D
Vetten

Slide 37 - Quizvraag

Welke voedingsstof kan niet direct door de dunne darmwand worden opgenomen?
A
Glucose
B
Vitaminen
C
Mineralen
D
Eiwitten

Slide 38 - Quizvraag

Welke van de bovenstaande gebeurtenissen vindt of vinden plaats in de maag?

In het spijsverteringskanaal van de mens gebeurt onder andere het volgende:
1. Er wordt eiwit verteerd.
2. Er wordt zoutzuur afgescheiden.
3. Er vinden peristaltische bewegingen plaats.

A
alleen 1
B
alleen 1 en 2
C
alleen 2 en 3
D
1, 2 en 3

Slide 39 - Quizvraag

Welke voedingsstoffen in het voedsel kunnen verteerd worden door alvleessap?
A
alleen zetmeel
B
alleen vetten
C
alleen eiwitten en zetmeel
D
eiwitten, zetmeel en vetten

Slide 40 - Quizvraag

De maagportier zitten tussen de slokdarm en de maag
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quizvraag

In welk orgaan worden voedingsstoffen opgenomen?
A
Maag
B
dunne darm
C
dikke darm
D
twaalfvingerige darm

Slide 42 - Quizvraag

Op welke plek in het verteringsstelsel wordt alvleessap aan de voedselbrij toegevoegd?
A
In de mondholte
B
In de maag
C
In de twaalfvingerige darm
D
In de dunne darm

Slide 43 - Quizvraag

Hoe kan het dat de bacteriën in de maag dood gaan?
A
door de temperatuur
B
door het zoutzuur

Slide 44 - Quizvraag

Tussen welke twee organen zit de maagportier?
A
tussen de slokdarm en de maag
B
tussen de maag en de twaalfvingerige darm
C
tussen de maag en de lever
D
tussen de maag en de galblaas

Slide 45 - Quizvraag

Verteringssap mondholte = (1)
Er wordt verteerd: (2)
Overige functie: (3)
A
1 = speeksel, 2 = eiwitten, 3 = bacteriën doden
B
1 = speeksel, 2 = koolhydraten, 3 = voedsel glijbaar maken
C
1 = speelsel, 2 = zetmeel, 3 = voedsel glijbaar maken en bacteriën doden
D
1 = speeksel, 2 = vetten, 3 = voedsel glijbaar maken en bacteriën doden.

Slide 46 - Quizvraag

Vetbollen worden kleine vetbolletjes.

Je noemt dit .....
de stof die dit doet is ....
A
peristaltiek ..... alvleessap
B
vertering van vet .... speeksel
C
emulgeren ..... gal
D
klierwerking..... alvleessap

Slide 47 - Quizvraag

In welk deel van het spijsverteringsstelsel komt gal voor het eerst in aanraking met het te verteren voedsel?
A
in de lever
B
in de galblaas
C
in de twaalfvingerige darm
D
in de dunne darm

Slide 48 - Quizvraag

In de maag vindt vertering plaats
A
Juist
B
Onjuist

Slide 49 - Quizvraag

De maag zitten tussen de dunne darm en de twaalfvingerige darm
A
Juist
B
Onjuist

Slide 50 - Quizvraag

Iemand heeft diarree.
Welk orgaan werkt dan niet goed
A
Dikke darm
B
Endeldarm
C
Slokdarm
D
Twaalvingerige darm

Slide 51 - Quizvraag

Huiswerk



maken opdracht

1 t/m 7




Slide 52 - Tekstslide