Spelling en formuleren-vervolg

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

verbeter een deel vd zin:

Hij wil nu eten omdat hij heeft straks training.

Slide 2 - Open vraag

Een leerling .... slim is, maakt een planning
A
wie
B
die
C
dat
D
wat

Slide 3 - Quizvraag

Morgen komt de Sint, ..... ik altijd spannend vind.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 4 - Quizvraag

Dit raam is gesloten, maar ..... daar is open.
A
die
B
dat

Slide 5 - Quizvraag

Amsterdam met ... grachten trekt veel toeristen.
A
zijn
B
haar

Slide 6 - Quizvraag

Zij hielp mensen in nood, net als de beroemde actrice .... ze beïnvloed is.
A
waarvan
B
waardoor
C
door wie
D
waarover

Slide 7 - Quizvraag

Heb jij al informatie gekregen van de opleiding .... je zo graag wil gaan doen?
A
wat
B
dat
C
waarvan
D
die

Slide 8 - Quizvraag

Het meisje ... broodjes verkoopt in de kantine zit in klas 1.
A
wat
B
die
C
wie
D
dat

Slide 9 - Quizvraag

Ik voel me vandaag beter ... gisteren.
A
als
B
dan

Slide 10 - Quizvraag

Marieke reageerde het ... op de uitslag van het examen.
A
verrastst
B
verrassendst
C
meest verrast
D
meest verrassend

Slide 11 - Quizvraag

Op de Lidwinaschool hebben ze meer lokalen .........
A
als ons
B
dan ons
C
als wij
D
dan wij

Slide 12 - Quizvraag

Michel is het ... van alle leraren.
A
dapperst
B
meest dapper
C
dapperdst
D
dapperderst

Slide 13 - Quizvraag

Schrijf de vragende voornaamwoorden op

Slide 14 - Open vraag

Schrijf de aanwijzende voornaamwoorden op

Slide 15 - Open vraag

Welke woordsoort is

nu -morgen -straks - toen - erg -

Slide 16 - Open vraag

welke woordsoort is

veel - weinig - middelste - laatste

Slide 17 - Open vraag

Maak een zin met:
onderwerp met een eigennaam,
lijdend vw met een bijvoeglijke bepaling, bijwoordelijke bepaling met een bijvoeglijke bep.

Slide 18 - Open vraag

Een groepje leerlingen ....... nog niet naar de woordenlijst op pag. 194 gekeken
A
heeft
B
hebben

Slide 19 - Quizvraag

Slechts de helft van de ondervraagden .... de enquete ingevuld.
A
heeft
B
hebben

Slide 20 - Quizvraag

Hij draagt een .... ring.
A
goude
B
gouden

Slide 21 - Quizvraag

Zij houdt van .... biefstuk.
A
gebakke
B
gebakken

Slide 22 - Quizvraag

Het hondje staat te kwispelen.

een ....... hondje
A
kwispelende
B
kwispelend

Slide 23 - Quizvraag

de hond heeft zijn pootje gebroken

het .... pootje
A
gebroke
B
gebroken

Slide 24 - Quizvraag

het meervoud van

kantine
A
kantines
B
kantine's

Slide 25 - Quizvraag

het meervoud van

kopje
A
kopje's
B
kopjes

Slide 26 - Quizvraag

het meervoud van

foto
A
foto's
B
fotos

Slide 27 - Quizvraag

het meervoud van

opa
A
opas
B
opa's

Slide 28 - Quizvraag

het meervoud van

taxi
A
taxi's
B
taxis

Slide 29 - Quizvraag

het meervoud van

saté
A
satés
B
saté's
C
satees

Slide 30 - Quizvraag

het meervoud van

industrie
A
industriën
B
industrieën
C
industries

Slide 31 - Quizvraag

het meervoud van

bacterie
A
bacteriën
B
bacterieën

Slide 32 - Quizvraag

het meervoud van

cowboy
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 33 - Quizvraag

het meervoud van

lolly
A
lollys
B
lolly's

Slide 34 - Quizvraag

het verkleinwoord van

oma
A
oma'tje
B
omaatje

Slide 35 - Quizvraag

het verkleinwoord van

tekening
A
tekeningkje
B
tekeningetje
C
tekeninkje
D
tekentje

Slide 36 - Quizvraag

het verkleinwoord van

tosti
A
tostietje
B
tosti'tje
C
tostie'tje
D
tostitje

Slide 37 - Quizvraag

het verkleinwoord van

lolly

A
lolly'tje
B
lollietje
C
lollytje
D
lollitje

Slide 38 - Quizvraag

Iedereen moet nu weten hoe hij/zij de toets het best ...
A
voorbereid
B
voorbereidt

Slide 39 - Quizvraag

Leer p. 192-197 -woordenlijst
leer p. 199-200 - spellingregels
leer geuploade bestanden

Slide 40 - Tekstslide