les 2.7 - lw + znw + bvnw + ww

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

op tafel: IPad + leesboek

  • leesboek ( 10 min.)
  • Lessonup - uitleg  (10 min.)
  • online - opdrachten maken (10 min.)
  • exit ticket - blooket (10 min.)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vorige les: spelling

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verkleinwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

apostrof
verkleinwoord y

lolly  - lolly'tje
baby - baby'tje
pony - pony'tje

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen blok grammatica - woordsoorten (in 2 weken)
  • werkwoord                                                                     
  • lidwoord
  • zelfstandig naamwoord
  • bijvoeglijk naamwoord
  • voorzetsel
  • telwoord (nieuw)
  • persoonlijk voornaamwoord (nieuw)
  • bezittelijk voornaamwoord (nieuw)
  • hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord (nieuw)
  • aanwijzend en vragen voornaamwoord (nieuw)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot welke woordsoort kan het woord 'het' behoren?
A
zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Voorzetsel

Slide 10 - Quizvraag

Start- test om te zien of er leerlingen verkorte instructie kunnen krijgen en eventueel uitgedaagd kunnen worden met de lessen van TL-niveau.
Tot welke woordsoort kan het woord 'bal' behoren?
A
zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Voorzetsel

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tot welke woordsoort kan het woord 'kleine' behoren?
A
zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Voorzetsel

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tot welke woordsoort kan het woord 'op' behoren?
A
zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Voorzetsel

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.7 grammatica
Lesdoel:
herhalen vorig jaar:
  • lidwoord
  • zelfstandig naamwoord
  •  bijvoeglijk naamwoord
  • werkwoord
  • voorzetsel
  • telwoord

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden                                                   de, het, een
Hoort altijd bij een ZN dat erachter staat!

 
= Bepaald lidwoord
= blw
- de + het
Onbepaald lidwoord
= olw
- een
- als je het kunt uitspreken als 'n 
Er kan maar een iemand de winnaar zijn.
Is het een vogel of een vliegtuig?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een lidwoord in de volgende zin?

Weet je waarom je de oefening moet maken?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zelfstandig naamwoord???
  • kun je er een lidwoord voor zetten?
  • kun je er meervoud / enkelvoud van maken?
  • kun je het verkleinen (-tje)? 
ja = zelfstandig nmw

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

banaan
  • de banaan
  • bananen
  • banaantje 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

docent
  • de docent
  • docenten
  • docentje

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parijs


  • naam van een plaats 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een zelfstandig naamwoord in de volgende zin?
Weet je waarom je de oefening moet maken?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord (BN)
Zegt iets over een ZN


- Staat direct vóór een ZN.                   
Het grote huis.
OF
- Staat als een naamwoordelijk deel van het gezegde
Hij is altijd erg vervelend.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorzetsels zijn...
A
na, voor, achter
B
tweede, vijftig, veel

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Telwoorden
Een telwoord (tw) geeft een hoeveelheid of een volgorde aan.
Er zijn twee soorten telwoorden.

  • Een hoofdtelwoord (htw)

  • Een rangtelwoord (rtw)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Telwoorden
Bepaalde telwoorden:
Je weet precies hoeveel. 
één, twee, honderden, duizendste

Onbepaalde telwoorden:
Je weet niet precies hoeveel
enkele, vele, weinige, laatste

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Telwoorden zijn...
A
na, voor, achter
B
tweede, vijftig, veel

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De
zon
warme
schijnt
in
weinig
Nederland.
lidwoord
zelfst. nw.
Bijvoegl. nw.
werkwoord
voor-zetsel
telwoord
zelfst. nw.

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken: grammatica les 2.7 -  opd. 5 +  6
                                                                       
                                                                 
timer
5:00
Klaar? 

  • Leesboek
  • ander huiswerk
  • Cody Cross

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exit ticket

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
  • Huiswerk: les 2.7 opd. 1 + 5 + 6
  • Volgende les: les 2.7                                                  - persoonlijk & bezittelijk voornaamwoord        - hulpwerkwoord & zelfstandig ww

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies