Les 4a en b Module 1

 vmbo 4 Les 4a
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

 vmbo 4 Les 4a

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Was machen wir heute?

  • Nakijken les 3
  • Herhaling woordenlijst Sportarten
  • Sprechen
  • Schrijven
  • Kijk en luisteroefening
  • Werken aan les 4 in je werkboek (Wörter und Grammatik)


Slide 3 - Tekstslide

Antworten Les 3
Wörter
Übung 6
1. mein Name
2. sechzehn Jahre
3. Ich wohne/ einem Reihenhaus
4. Geschwister
5. arbeitet
6. Lehrer
7. Hund/ heißt
8. Hobbys/ reiten
9. Pferd.


Übung 7
wo - waar 
was - wat
wer - wie 
wie viel - hoeveel
wie - hoe 
warum - waarom
wann - wanneer 
welche - welke
woher - waar vandaan 
 wohin - waarheen

Slide 4 - Tekstslide

Antworten Les 3
Übung 8
1. Was 
2. Wie 
3. Wie 
4. Wann 
5. Warum 
6. Wann  
7. Wo 
8. Was
9. Woher
10. Wer
11. Wie
12. Wohin
13. Wie viele
14. Warum
Grammatik
Übung 5
1. wird  
2. hat  
3. sind  
4. wirst/bist  
5. bin 
6. Haben
7. Werden
8. Habt
9. Haben
10. Sind

Slide 5 - Tekstslide

Wiederholung schreiben
Maak de schrijfopdracht  (pp slide) op een los vel
Je werkboek blijft dicht.
Je mag geen DEEPL gebruiken alleen je woordenboek.
Je krijgt hiervoor 30 Minuten de tijd.
Je levert de opdracht bij mij in met je naam erop. 





timer
30:00

Slide 6 - Tekstslide

Wiederholung schreiben
Werkwoorden vervoegen
Het juiste gebruik van de hoofdletters, 
Je weet op welke klinkers een Umlaut komt
Gebruik van de juiste lidwoorden (m/v/o/mv)
Je weet dat mannelijke woorden der/ein zijn
Je weet dat vrouwelijke woorden die/ eine zijn
Je weet dat onzijdige woorden das/ein zijn.
Je weet dat de meervoudsvorm die of keine is.

De schrijfconventies
Alles uit de opdracht staat in je brief






timer
30:00

Slide 7 - Tekstslide

Wiederholung schreiben
Je bent op vakantie en stuurt een kaartje aan je Duitse vriend/in. Schrijf het kaartje.
Schrijf de aanhef.
Doe de groeten vanuit Italië.
Schrijf dat jullie op een camping in Umbrië (Umbrien) zijn.
Schrijf dat het weer mooi is.
Schrijf dat je elke dag zwemt – of in het meer of in het zwembad.
Schrijf dat je twee Italiaanse meisjes/jongens hebt leren kennen.
Schrijf dat jullie het goed met elkaar kunnen vinden.
Schrijf dat jullie Duits met elkaar praten.
Schrijf dat het jammer is dat zij/hij er niet is.
Schrijf dat je gisteren met je ouders naar Assisi bent geweest en dat dat een heel leuk stadje is.
Vraag waar hij/zij eigenlijk dit jaar op vakantie is.
Groet en sluit af.







timer
20:00

Slide 8 - Tekstslide

An die Arbeit
Als je klaar bent met de brief kun je verder met de grammatica opdrachten van les 3
Opdracht 6 & 7 Seite 21 
en de
schrijfopdracht Seite 22

timer
30:00

Slide 9 - Tekstslide

kijk en luister
Beantwoord de vragen tijdens het kijken en luisteren
Je ziet het filmpje maar 1x
Lever de opdracht in met je naam erop.
Volgende les krijg je deze terug en kijken we het nog een keer, dan kun je zien waar het fout/goed ging.


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

An die Arbeit
Maak nu de opdrachten Wortschatz UND Grammatik van les 4


De leesopdrachten en schrijfopdrachten doen we de volgende les.

timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Antworten
Übung 6
1. darf 6. Weiß
2. könnt 7. Darf
3. will 8. Kannst
4. magst 9. Weißt
5. müssen 10. Kann
Übung 7
1. kann 6. Weiß
2. mag 7. Will
3. muss 8. Kann
4. weiß 9. Müsst
5. darf 10. Wissen

Slide 13 - Tekstslide

Antworten
Liebe Anja,
wie geht es Dir?
Schade, dass du nicht zu meiner Party kommen konntest.
Es war ein schönes Fest.
11 Freunde sind gekommen.
Wir haben “ik hou van Holland” (ich liebe Holland) gespielt, kennst du das Programm?
Es ist ein Quiz mit Fragen über holländische Dinge.
Gibt es dieses Quiz auch in Deutschland?
Dann haben wir Pizza gegessen und später sind wir in die Disco gegangen.
Wann hast du eigentlich Geburtstag?
Ich hoffe bald wieder von dir zu hören
Viele Grüße .......

Slide 14 - Tekstslide

 vmbo 4 Les 3b

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Was machen wir heute?


Oefenen kijken en luisteren
Schreiben
Selbständig arbeiten

Slide 17 - Tekstslide

An die Arbeit
Je gaat nog een keer de schrijfopdracht van les 3 maken. Nu op een los blaadje, je gebruikt hiervoor de woordelijst en de zinnen uit je Textbuch en het woordenboek,  je mag geen Deepl gebruiken. 
Je levert deze opdracht weer in. 




Slide 18 - Tekstslide

kijk en luister
Beantwoord de vragen tijdens het kijken en luisteren
Je ziet het filmpje maar 1x
Lever de opdracht in met je naam erop.
Volgende les krijg je deze terug en kijken we het nog een keer, dan kun je zien waar het fout/goed ging.


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Antworten
1 B
2 B
3 A
4 A
5 B
6 B
7 A



 

Slide 21 - Tekstslide

Hoe gebruik je een woordenboek
Op blz. 23 van je werkboek staan bij vraag 1, 2  4 een aantal dikgedrukte woorden bij de antwoorden.

Zoek deze op en zet de vertaling achter het antwoord.
Jullie krijgen hiervoor 20 minuten de tijd



timer
1:00

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 1+2 antw.
Geräusche / treten = geluiden / lopen
inzwischen= ondertussen
Fußgängern / wenig = voetgangers / weinig
Er zieht die Aufmerksamkeit der Fußgänger auf sich = Hij trekt de aandacht van de voetganger op zich
Angebot = aanbot/ aanbieding
Verkaufsfahrrad = verkoop fiets (fiets verkoop kar)
Nette = aardige


Slide 23 - Tekstslide

Vraag 4  antw.
Praktikumprojekt = stage project
Leute = mensen
Ausland = buitenland
Ganz Besonderes = heel bijzonder


Naturschäden= schade aan de natuur
Wissenschaftlich = wetenschappelijk / begleitet - begeleid


Slide 24 - Tekstslide

Vraag 1 

Wat betekent deze vraag?
Coffee-Bike staat schuingedrukt dus komt uit de tekst.
Markeer het woord in de tekst.


Kijk nu naar de antwoorden, We hebben de dikgedrukte woorden al vertaald dus ga nu naar alinea 1
Lees het stukje na Coffee-Bike goed door




Slide 25 - Tekstslide

Antwoord 1 D

Vraag 1.
Wat maakt de 1 e alinea duidelijk over de koffiefiets?
Het juiste antwoord = D


Passanten werden langsamer, bleiben stehen und schauen sich das Verkaufsrad
an. Eine Frau schaut nicht nur, sondern kauft sich einen Cappuccino.
Uitleg bij antwoord
In dit geval staat het antwoord in het laatste
deel van de alinea na het schuingedrukte woord Coffee-Bike






Slide 26 - Tekstslide

Vraag 2

Wat betekent deze vraag?
Waar staat het citaat in de vraag in de tekst?
Markeer dit!
LET OP! Het antwoord staat voor het citaat.
Bij een citaat uit de tekst staat het antwoord er altijd vlak voor of vlak na!


Kijk nu naar de antwoorden, We hebben de dikgedrukte woorden al vertaald dus ga nu naar alinea 2





Slide 27 - Tekstslide

Antwoord 2
De koffie van Coffee-Bike smaakt de klanten. (alinea 2) Wat bevalt de
klanten nog meer?
Het juiste antwoord = B
Uitleg bij antwoord
Die Kundschaft lobt (prijst/ laat zich lovend uit)
das altmodisch-edle Design des Rades ( het ouderwetse/edele ontwerp van de
fiets) und vor allem den Geschmack des Kaffees. Het antwoord staat in de tekst
beschreven met andere woorden (synoniem)



Slide 28 - Tekstslide

Vraag 3

Waar staat het citaat in de vraag in de tekst?
Markeer dit!
Snap je wat hier staat?
LET OP! Het antwoord staat voor het citaat.
Bij een citaat uit de tekst staat het antwoord er altijd vlak voor of vlak na! In dit geval staat het antwoord in de laatste zin van alinea 2 tussen de aanhalingstekens.


Geef het antwoord in het Nederlands!!







Slide 29 - Tekstslide

Antwoord 3

Het juiste antwoord moet zijn: 
(voor het maken / kunnen verkopen
van) ijskoffie/Eiskaffee
Uitleg bij antwoord
„Nur schade, dass es keinen Eiskaffee gibt.“ Alleen jammer, dat er geen IJskoffie is,
dit staat in alinea 2 in de laatste regel. Je moet in dit geval dus de informatie halen
uit de voorafgaande alinea. Dit maakt de vraag iets lastiger maar het staat wel letterlijk in de tekst





Slide 30 - Tekstslide

Vraag 4 

Wat betekent deze vraag?
Wie kamen Tobias und Jan dazu = hoe kwamen ze erop?


Kijk nu naar de antwoorden
Ga nu naar de tekst
Lees de tekst globaal door, zoek naar woorden die herkenbaar zijn in de vraag, Het woord entdeckten = ontdekte lijkt op erop komen.
Na dit woord vind je het antwoord op je vraag







Slide 31 - Tekstslide

Antwoord 4 C
Hoe kwamen Tobias en Jan ertoe, om een Koffiefiets te beginnen?
(alinea 3)
Het juiste antwoord = C
Uitleg bij antwoord
Die beiden Kaffeeliebhaber und Ex-Studenten
entdeckten am Ende ihres Studiums bei einem Urlaub in Kopenhagen ein Kaffee- Fahrrad und importierten die Idee nach Deutschland.
Het staat met andere woorden letterlijk in de tekst.




Slide 32 - Tekstslide

Vraag 5

Dit is de tweede vraag bij alinea 3.
Bij welk deel vd alinea ga ik op zoek naar het antwoord?


Wat betekent deze vraag?
Waaraan verdienen ze nog meer geld?
Geef het antwoord zo kort mogelijk in het Nederlands.







Slide 33 - Tekstslide

Antwoord 5

Vraag 5. 
a. Het juiste antwoord = (aan de verkoop van) (koffie)bonen
Uitleg bij antwoord
Die Kunden können die Bohnen, wenn der Kaffee ihnen am Stand schmeckt, auch kaufen und mit nach Hause nehmen. Het staat letterlijk in de tekst dat ze de bonen ook kunnen kopen. In de vraag staat Waaraan verdienen ze volgens alinea 3 nog meer? Het woord auch (ook) geeft dit dus ook kan.  .




Slide 34 - Tekstslide

Vraag 6

Dit is een beweringsvraag.
Deze beweringen staan altijd in volgorde van de tekst.
Beweringsvragen staan altijd in het Nederlands.


De bewering moet letterlijk in de tekst staan om waar te zijn.
Deze vraag is 2 punten waard en je moet dus wel de hele alinea lezen dus kost het meer tijd.








Slide 35 - Tekstslide

Antwoord 6

Vraag 6.
Het juiste antwoord moet zijn:
wel / wel / wel / niet
Leestekst B korte tekst maken jullie zelf vraag 7






Slide 36 - Tekstslide

An die Arbeit
Maak nu de opdrachten af van les 4
Wat niet af is maak je thuis af.
De volgende les kijken we de gemaakte opdrachten na.
Werk ook aan je handelingsdeel.
Deze moet na de herfstakantie worden ingeleverd!




Slide 37 - Tekstslide

Hausaufgaben
Les 4 moet af zijn.

Huiswerk niet gemaakt betekent dezelfde middag het bij mij afmaken.
Leer de woordenlijst blz. 5, 6 en 7   (Du - Ne + Ne - Du)







Slide 38 - Tekstslide

Speeddaten
Hoe heet je?
hoe oud ben je?
Heb je broers en zussen?
Heb je een huisdier?
Heb je een bijbaantje?
Doe je aan sport? (welke)
Heb je hobby's?








Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide