Vragen tegenwoordige tijd pt.1

Questions part 1
Vragen in de tegenwoordige tijd deel 1
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1-3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Questions part 1
Vragen in de tegenwoordige tijd deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Questions part 1
In deze lesson-up leer (en oefen) je met het maken van vragen in het Engels.

Heel veel succes!

Slide 2 - Tekstslide

Questions part 1
Er zijn 2 manieren om vragen te maken in het Engels. Welke manier je moet gebruiken ligt aan het werkwoord dat in de zin staat.
Daarom is de lesson-up opgesplitst in 2 delen.

We gaan nu beginnen met het eerste deel.

Slide 3 - Tekstslide

Questions part 1
Als eerste kijk je naar het werkwoord in de zin. Is het werkwoord:
am/is/are, have got/has got, can/could, would, should, must, shall of will?
Dan kun je het werkwoord vooraan in de zin zetten, de rest van de zin blijft hetzelfde.

She is at home. --> Is she at home?
John has got a cat. --> Has John got a cat?
Snelle can rap very well. --> Can Snelle rap very well?

Slide 4 - Tekstslide

Questions part 1
Hier gaan we gelijk mee oefenen!

Je krijgt nu 6 open vragen. Probeer ze zo goed mogelijk te maken.

Slide 5 - Tekstslide

Maak vragend:

Marit is my sister.

Slide 6 - Open vraag

Maak vragend:

You have got a big house.

Slide 7 - Open vraag

Maak vragend:

His schoolbag is brown.

Slide 8 - Open vraag

Maak vragend:

She can help Bob.

Slide 9 - Open vraag

Maak vragend:

It is raining.

Slide 10 - Open vraag

Maak vragend:

Jack should be careful.

Slide 11 - Open vraag

Questions part 1
Hopelijk ging dat goed.

Samenvattend: 
De werkwoorden 
am/is/are, have got/has got, can/could, would, should, must, shall of will

zet je vooraan in de zin. De rest van de zin blijft hetzelfde.

Slide 12 - Tekstslide

Ik begrijp het eerste deel van
vragen maken in de tegenwoordige tijd.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll