Dienstverlening en Zorg klantvriendelijk, geld terug tellen, catering

timer
1:00
Noteer zoveel mogelijk woorden waaraan je denkt bij het woord
'Dienstverlenend werk'
1 / 28
volgende
Slide 1: Woordweb
VerzorgingVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute n1Leerroute 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

timer
1:00
Noteer zoveel mogelijk woorden waaraan je denkt bij het woord
'Dienstverlenend werk'

Slide 1 - Woordweb

Slide 2 - Video

timer
1:00
Wat heb je allemaal in het filmpje gezien over wat belangrijk is bij het ontvangen van klanten?
Schrijf zoveel mogelijk op!

Slide 3 - Woordweb

Wat gaat er fout?

Slide 4 - Tekstslide

Wat gaat er fout?

Slide 5 - Tekstslide

timer
0:30
Wanneer ben je
klantvriendelijk?

Slide 6 - Woordweb

Werken met een kassa
Als je met een kassa werkt moet je precies werken. 
Je mag geen geld kwijtraken. 
Als de klant je papiergeld geeft: leg je dit biljet apart in de lade zodat je weet welk papiergeld de klant je gaf. 
Als je wisselgeld teruggeeft: tel je terug! 

Slide 7 - Tekstslide

Waarom is het denk je belangrijk om terug te tellen als je geld terug geeft aan de klant?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Stel iemand moet €28,- betalen en betaalt met een briefje van €50,-.
Wat geef je dan terug?
A
4 briefjes van €5,- en 2 losse euro's
B
1 briefje van €20,- en 1 muntstuk van €2,-
C
2 briefjes van €10,- en 2 losse euro's
D
3 briefjes van €5,- en 2 muntstukken van €2,-

Slide 10 - Quizvraag

Het bijvragen van geld
Klanten die niet gepast betalen geef je wisselgeld terug. 
Soms is het handig om geld bij te vragen. 
Want dan hoef je minder briefjes en munten terug te geven.
En houd je genoeg wisselgeld over in de kassa. 
Als een klant je wil helpen en er zelf extra geld bij wil geven maar je begrijpt de rekensom niet meteen, bedank dan vriendelijk en betaal op je eigen manier het wisselgeld terug ;-)...

Slide 11 - Tekstslide

De klant moet €5,50 betalen en geeft je €10,-. Wat vraag je erbij?
A
B
C
D

Slide 12 - Quizvraag

En wat geef je daarna terug aan de klant?

Slide 13 - Open vraag

De klant moet €80,15 betalen en geeft je €90,-
Wat vraag je erbij?
A
€1,15
B
€0,85
C
€4,30
D
€0,15

Slide 14 - Quizvraag

En wat krijgt de klant dan terug?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het woord
catering?

Slide 17 - Woordweb

Hoe bied je een klant een kopje koffie 
of thee aan?

Slide 18 - Tekstslide

Waar let je op als je een klant een kop koffie of thee aanbiedt?

Slide 19 - Open vraag

Wanneer bied je een klant een kopje koffie of thee aan?
A
Als de klant haast heeft.
B
Als de klant met een volle beker koffie binnen komt
C
Als de klant even moet wachten.
D
Als de klant bij binnenkomst vraagt waar de toilet is.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Wat weet je al over
het serveren van eten?

Slide 22 - Woordweb

Borden die je gaat serveren draag je in je linker / rechterhand?

Slide 23 - Open vraag

Je zet het bord neer terwijl je
rechts / links van de gast staat?

Slide 24 - Open vraag

Je zet het bord recht voor / links van de gast neer?

Slide 25 - Open vraag

Je ruimt het bord aan de linkerkant / rechterkant van de gast af?

Slide 26 - Open vraag

Wat is een deadline?
A
Wanneer je met pensioen gaat?
B
Wanneer je begint met een nieuwe baan?
C
Wanneer je moet beginnen met een taak?
D
Wanneer een taak af moet zijn?

Slide 27 - Quizvraag

Over drie weken is er een bijeenkomst op je werk
en je leidinggevende vraagt of jij de lunch wil voorbereiden.
Wat moet je allemaal weten om
dit te kunnen voorbereiden?

Slide 28 - Woordweb