7.2

Waarom is het belangrijk om gevarieerd te eten?
1 / 33
volgende
Slide 1: Open vraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Waarom is het belangrijk om gevarieerd te eten?

Slide 1 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een voedingsmiddel en een voedingsstof?

Slide 2 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een voedingsmiddel en van een voedingsstof

Slide 3 - Open vraag

7.2: ENERGIE

Slide 4 - Tekstslide

Welke uitspraak over energie is juist? Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
A
Energie is een voedingsstof
B
Benzine levert de energie voor een scooter om te rijden
C
Energie heb je nodig om hard te kunnen lopen
D
Energie is een fit gevoel

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoelen
Hoe kom je aan energie?
Hoeveel energie levert iets op?
Hoeveel energie heb je nodig?
Waarom moet je niet teveel vet/suiker eten?


Slide 6 - Tekstslide

Energierijke stoffen
- Geven het lichaam energie 
- Koolhydraten en vetten
- Overschot wordt opgeslagen als reservestof

Slide 7 - Tekstslide

Welk voedingsmiddel bevat de meeste energierijke stoffen per 100 gram?
- Bruinbrood

- Gebak

- Roomboter

Slide 8 - Tekstslide

Bij welk voedingsmiddel krijg je meer energierijke stoffen binnen?
- drie boterhammen (35 gram per stuk)

- een stuk taart (150 gram)

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een koolhydraat?
 - Suikers en zetmeel  zijn koolhydraten
- Zetmeel wordt in de mond omgezet in suiker (glucose)

Slide 10 - Tekstslide

Zetmeel wordt omgezet in glucose

Slide 11 - Tekstslide

Speeksel zet zetmeel om in glucose

Slide 12 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een gezonde bron van koolhydraten en een ongezonde bron van koolhydraten

Slide 13 - Open vraag

Hoe veel energie levert iets op?
1 kilojoule (kJ) 1000 joule
1 kilocalorie (kcal) = 4,2 kJ

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

1024 kCal, hoeveel kJ?

Slide 16 - Tekstslide

3766 kJ, hoeveel kCal?

Slide 17 - Tekstslide

Welke factoren hebben invloed op hoeveel energie iemand nodig heeft?

Slide 18 - Woordweb

Hoeveel energie heb je nodig?
Afhankelijk van;
- Activiteit
- Leeftijd
- Geslacht (mannen 2500 kcal, vrouwen 2000 kcal)

Slide 19 - Tekstslide

'Body Mass Index'

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht
- 7.2A: vul woordenlijst in tot 'cholesterol'
- Mag in tweetallen
- Gebruik je boek/schrift
- Klaar = 7.2B vraag 7

timer
13:00

Slide 21 - Tekstslide

Fout in het boek
Blz 23. 
1 kcal = 4.2 kJ 
Verbeter dit! 

Slide 22 - Tekstslide

Oefening
Neem de tabel over en vul 'm in

Voedingsmiddel
kCal (100 gr)
kJ (100 gr)
Snickers
488
?
Ijsbergsla
4
?
Kipfilet
?
664
Cola
?
168

Slide 23 - Tekstslide

Waarom matigen met vet?
Vet: bouwstof en energierijke stof
Te veel vet = te veel cholesterol
Vernauwde bloedvaten = te hoge bloeddruk

 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Waarom matigen met vet?
'goed’ cholesterol: HDL
‘slecht’ cholesterol: LDL
Arteriosclerose of slagaderverkalking


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Tekstslide

Waarom matigen met suiker?
Tandbederf en cariës

Bacteriën zetten suiker om in zuur
Zuur tast tandglazuur aan
Een gaatje ontstaat omdat het tandglazuur zacht wordt
Fluor maakt tandglazuur weer hard


Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Suikerklontjes per 250 mL

Slide 32 - Tekstslide

De rest van de les
- Maken begrippenlijst 7.2



Slide 33 - Tekstslide