2HV - ww-spelling PV

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Zelf oefenen - Werkwoordspelling

week 36

Begin: Tegenwoordige Tijd! 

We ..... (tt) wat later vandaag

1. ontbeiten
2. ontbijten
3. ontbeitten
4. ontbijtten

De voorzitter ..... (openen, tt) en sluit de vergadering

1. opent
2. opend
3. opendt
4. opentd

De scheidsrechter ..... (leiden, tt) de wedstrijd.

1. leit
2. leid
3. leidt
4. leitd

Een rotte aardappel ..... (bederven, tt) ze allemaal.

1. bedervt
2. bederft
3. bedervd
4. bedervt

Roos ..... (racen, tt) na school zo snel mogelijk naar huis.

1. ract
2. racd
3. racet
4. raced

Vandaag ..... (worden, tt) het heel mooi lenteweer.

1. wort
2. word
3. wordt
4. wortd

Nu: Verleden Tijd! 

De wekker ..... (rinkelen, vt) de hele ochtend.

1. rinkelte
2. rinkelde
3. rinkelten
4. rinkelden

De agent ..... (laden, vt) zijn geweer.

1. laadte
2. laadde
3. laadten
4. laadden

Henk ..... (basketballen) elke dag.

1. basketbalte
2. basketbalde
3. basketbalten
4. basketbalden

De barman ..... (tappen, vt) zijn laatste biertje.

1. tapte
2. tapde
3. tapten
4. tapden

De advocaten .... (eisen, vt) vrijspraak voor hun cliënt.

1. eiste
2. eisde
3. eisten
4. eisden

Mario ..... (joggen, vt) gisteren door het park.

1. jogte
2. jogde
3. jogten
4. jogden

Einde!  > sluit LessonUp nog niet af! 

Maak nu: Cursus 7 Spelling, paragraaf 9, opdr. 1-2-3-4

De werkwoordspelling - van de persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd - beheers ik:

Heel goed, ik kan het (bijna) foutloos

Prima, meestal gaat het goed

Mwa, het gaat soms goed, soms ook niet

Niet zo best, ik vind het echt lastig

Wat heb je nog nodig (uitleg, opdrachten, meer oefenen, iets anders?) om het 'goed' te gaan beheersen?