HS 14 rechtshandelingen

Wat is een rechtshandeling?
A
Een handeling met een niet-bedoeld rechtsgevolg
B
Een handeling zonder rechtsgevolg
C
Een handeling met een bedoeld rechtsgevolg
D
Een feitelijke handeling
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
rechtenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is een rechtshandeling?
A
Een handeling met een niet-bedoeld rechtsgevolg
B
Een handeling zonder rechtsgevolg
C
Een handeling met een bedoeld rechtsgevolg
D
Een feitelijke handeling

Slide 1 - Quizvraag

Het ontslaan van een werknemer is:
A
een feitelijke handeling
B
een handeling zonder rechtsgevolg
C
een handeling met een niet-bedoeld rechtsgevolg
D
een rechtshandeling

Slide 2 - Quizvraag

Het stofzuigen van de woonkamer. Is dat een rechtshandeling?
A
Nee want het is geen handeling met een bedoeld rechtsgevolg
B
nee want het is geen handeling met een niet-bedoeld rechtsgevolg
C
ja want het is een handeling met rechtsgevolg
D
nee want het is een feitelijke handeling

Slide 3 - Quizvraag

Het opzettelijk vernielen van een fiets. Is dat een rechtshandeling?
A
Ja want dat heeft een rechtsgevolg nl het moeten vergoeden van de schade
B
nee want dat heeft geen bedoeld rechtsgevolg
C
nee want het is een feitelijke handeling
D
ja want die handeling is erop gericht juridische rechten en plichten te scheppen

Slide 4 - Quizvraag

Welke handelingen zijn eenzijdige rechtshandelingen?
A
testament opmaken, huurovereenkomst sluiten
B
arbeidsovereenkomst opzeggen, koopovereenkomst sluiten
C
schenkingsovereenkomst sluiten, testament opmaken
D
de huur opzeggen, testament opmaken

Slide 5 - Quizvraag

Welke handelingen zijn meerzijdige rechtshandelingen?
A
schenkingsovereenkomst, arbeidsovereenkomst
B
huur opzeggen, koopovereenkomst
C
Testament opmaken, lease-overeenkomst
D
reparatieovereenkomst, ontslag nemen

Slide 6 - Quizvraag

Een notaris die mbt een testament waarin hij zelf staat vermeld als begunstigde
A
is handelingsonbekwaam
B
is handelingsonbevoegd
C
is handelingsonbevoegd tenzij de erflater daartegen geen bezwaar maakt
D
is handelingsonbekwaam tenzij de erflater daartegen geen bezwaar maakt

Slide 7 - Quizvraag

Een minderjarige is handelingsonbekwaam tenzij sprake is van handlichting
A
dat is onjuist. Minderjarigen zijn altijd handlingsonbekwaam
B
dat is onjuist
C
dat is juist
D
dat is onjuist want ook bij gebruikelijke aankopen is een minderjarige handelingsbekwaam

Slide 8 - Quizvraag

Welke rechtshandelingen zou een minderjarige gerust rechtsgeldig kunnen verrichten?
A
kleine dagelijkse rechtshandelingen die bij zijn leeftijd passen
B
geen enkele
C
alleen eenzijdige rechtshandelingen
D
alleen tweezijdige rechtshandelingen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen A:nietige en B:vernietigbare rechtshandelingen (rh)?
A
A: rh die zijn verricht door een handelingsonbekwame B: rh die zijn verricht door een handelingsonbevoegde
B
A:rh die geldig zijn maar die door bepaalde personen kunnen worden vernietigd B: rh die vanaf het eerste begin al ongeldig zijn.:
C
A: rh die vernietigd kunnen worden door de rechter B: rh die nooit hebben bestaan
D
A: rh die vanaf het eerste begin al ongeldig zijn B: rh die geldig zijn maar die door bepaalde personen kunnen worden vernietigd

Slide 10 - Quizvraag

Bram verkoopt zijn auto aan Joris die hem betaalt met drugs. Die rechtshandeling is
A
vernietigbaar
B
nietig want in strijd met de wet
C
nietig want drugs zijn geen geldig betaalmiddel
D
nietig tenzij Bram deze 'betaling' aanvaardt

Slide 11 - Quizvraag

Charles is(agg) gehuwd met Michelle en sluit een lening van € 20.000,- bij Jasper. Michelle weet niets daarvan.
A
Charles is handelingsonbevoegd. Michelle kan de rh vernietigen (art 1:88BW)
B
Charles is handelingsonbekwaam. Michelle kan de rh vernietigen (art 1:88 BW)
C
Charles is handelingsonbevoegd. De rh is nietig
D
Charles is handelingsonbevoegd. Michelle kan niets doen want zij is in agg gehuwd

Slide 12 - Quizvraag

Joris ziet in de winkel een I-pad met een prijskaartje van € 50,00 en wil die kopen. De winkelier zegt dat de prijs € 500,00 bedraagt en dat het prijskaartje fout is.
A
De winkelier heeft gelijk. Joris had moeten begrijpen dat het prijskaartje fout was
B
Joris heeft gelijk want hij mocht erop vertrouwen dat de prijs op het kaartje correct was
C
Joris heeft gelijk want de winkelier is verantwoordelijk voor de fout op het prijskaartje
D
De winkelier heeft gelijk want een klant mag nooit afgaan op prijskaartjes

Slide 13 - Quizvraag

Joris ziet in de winkel een I-pad met een prijskaartje van € 450,00 en wil die kopen. De winkelier zegt dat de prijs € 500,00 bedraagt en dat het prijskaartje fout is.
A
De winkelier heeft gelijk. Joris had moeten begrijpen dat het prijskaartje fout was
B
Joris heeft gelijk want hij mocht erop vertrouwen dat het prijskaartje juist was
C
Joris heeft gelijk want de winkelier is altijd verantwoordelijk voor de fout op het prijskaartje
D
De winkelier heeft gelijk want een klant mag nooit afgaan op prijskaartjes

Slide 14 - Quizvraag

Dochter Machteld (16) koopt zonder toestemming van haar ouders een feestjurk van € 450,-
A
Koopovk is nietig want Machteld is minderjarig en dus handelingsonbekwaam
B
koopovk is rechtsgeldig maar vernietigbaar want Machteld is handelingsonbekwaam
C
Koopovk is nietig want het betreft geen gebruikelijke aankoop van een 16-jarige
D
koopovk is rechtsgeldig maar vernietigbaar want het betreft geen gebruikelijke aankoop van een 16-jarige

Slide 15 - Quizvraag

Zie opdracht 5 van het boek. Is er een geldige ovk tot stand gekomen tussen Frans en Bruno?
A
ja aan alle voorwaarden voor een ovk is formeel voldaan
B
nee want er is sprake van bedreiging/dwang
C
nee want er is geen wilsovereenstemming
D
nee want het betreft een nietige rechtshandeling

Slide 16 - Quizvraag

zie vraag 5 van het boek. Wat kan Frans ondernemen als hij spijt van zijn aankoop krijgt?
A
Hij kan schadevergoeding vragen
B
hij kan de koopovk vernietigen op grond van bedreiging/dwang
C
hij kan de koopovk vernietigen op grond van bedrog
D
hij kan de koopovk vernietigen op grond van dwaling

Slide 17 - Quizvraag

Bij een wilsgebrek wordt de overeenkomst nietig
A
Juist
B
onjuist de ovk wordt vernietigbaar
C
Juist maar dat moet wel door een rechter worden beslist
D
Juist maar niet met terugwerkende kracht

Slide 18 - Quizvraag

Bij een wilsgebrek wordt de overeenkomst nietig
A
Juist
B
onjuist de ovk wordt vernietigbaar
C
Juist maar dat moet wel door een rechter worden beslist
D
Juist maar niet met terugwerkende kracht

Slide 19 - Quizvraag