Mens en Omgeving Hoofdstuk 4+5+6 nakijken

Mens en Omgeving Hoofdstuk 
4, 5 en 6
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 8 videos.

Onderdelen in deze les

Mens en Omgeving Hoofdstuk 
4, 5 en 6

Slide 1 - Tekstslide

Een goede persoonlijke verzorging is belangrijk. Wat hoort er bij persoonlijke verzorging? Let op! Meerdere antwoorden zijn juist. 



PERSOONLIJKE VERZORGING
GEEN PERSOONLIJKE VERZORGING
haren kammen
wastafel schoonmaken 
bed verschonen
slaapkamer stofzuigen
tanden poetsen
steunkousen aantrekken
Nagels knippen

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is non verbale communicatie?
A
Gebruik je alleen je stem
B
Gebruik je alleen gebaren.
C
Gebruik je zowel je stem als gebaren.
D
Dan heb je geen emotie.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een open vraag?
A
Een vraag waar je alleen ja of nee op kunt antwoorden.
B
Vraag begint met wie, wat, waar, wanneer, waarom of hoe en kan je niet met ja of nee beantwoorden.

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn gesloten vragen?
A
Dat zijn vragen waar je uitgebreid antwoord op geeft.
B
Dat zijn vragen waar je alleen 'ja' of 'nee' op kunt antwoorden

Slide 5 - Quizvraag

Dit is een gesloten vraag:
A
Woon je hier in de buurt?
B
Vertel eens iets over je hobby.
C
Wat is het doel van dit gesprek?
D
Hoe reis jij naar school?

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

Informeel taalgebruik is...
A
Zakelijk
B
Persoonlijk

Slide 8 - Quizvraag

Wat is informeel taalgebruik?
A
Taal gebruiken die je met je baas spreekt
B
Praten met bijvoorbeeld u, en nette woorden
C
Praten op een correcte manier.
D
Taal gebruiken zoals je gewend bent met familie of vrienden onder elkaar

Slide 9 - Quizvraag

Wat is formeel taalgebruik
A
met elkaar praten over dagelijkse dingen
B
Netjes met elkaar praten, met u aanspreken.
C
Informatie gevene
D
praten met je gezicht

Slide 10 - Quizvraag

Wat is Objectief?

A
Hoe het werkelijk is (een feit)
B
Een mening
C
Verslag schrijven
D
Hoe iemand ergens over denkt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is Subjectief
A
Naar jouw eigen mening
B
Naar iemand anders mening
C
Op feiten gebaseerd
D
Iedere persoon ervaart het anders

Slide 12 - Quizvraag

Wat is rapporteren?
A
Met een rapportcijfer aangeven hoe goed je iets vindt.
B
Objectief melden wat er gebeurd is
C
Opschrijven wat er gebeurd is en wat jouw mening daarover is.
D
Vragen van je leidinggevende beantwoorden.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het voordeel van een schriftelijke rapportage?

Slide 14 - Open vraag

Objectief of subjectief gerapporteerd?
Objectief
Subjectief
Tim heeft vandaag 2 broodjes gegeten
Nora praat te weinig met klasgenoten
Jamilla is erg onzeker
Cain zit veel te tikken met zijn voet
Lola heeft haar sommen af
De leerkracht geeft duidelijk instructie

Slide 15 - Sleepvraag

Zijn de volgende uitspraken objectief of subjectief?   
Sleep de uitspraken in het juiste vakje.
.   
objectief
subjectief
1. Boerenkool met worst is lekker
2. Ellen heeft haar bord leeggegeten.
3. Nederland is een prettig land om in te wonen. 
4. Strijken is makkelijk.  
5. Tien min acht is twee.  

Slide 16 - Sleepvraag


Noem het verschil tussen een uitgaand gesprek en een inkomend gesprek.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Wat doet een Ergotherapeut?
A
Zorgen voor de mobiliteit
B
Zorgt voor aanpassingen in de woning
C
Zorgen voor naleven diëtist restricties
D
Zorgt voor ergonomisch schoeisel

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Geef 3 voorbeelden van zorghulpmiddelen.
Blz. 182/183 uit je boek

Slide 23 - Open vraag

Wat is gehoorschade?
A
Een verkleining van het oor
B
Een verhoogde gevoeligheid voor geluid
C
Een tijdelijke vermindering van het gehoor
D
Een permanente beschadiging van het gehoor

Slide 24 - Quizvraag

Wat kan je doen tegen gehoorschade?
A
Oordoppen dragen
B
Geluid niet te hard zetten
C
Gehoorbescherming dragen
D
Alles

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent ‘Domotica’?
Domotica is een verzamelbegrip voor:

A
Aanpassingen waardoor rolstoelgebruikers zich veilig kunnen verplaatsen.
B
Medicijnen die ervoor zorgen dat mensen langer zelfredzaam blijven.
C
Voorzieningen die bepaalde functies in huis automatiseren.
D
Zorgrobots die mensen met een beperking ondersteunen.

Slide 26 - Quizvraag

Wat zie je hier op de foto?
A
Schommelstoel
B
Multifunctionele rollator
C
Bloeddruk meter
D
Tillift

Slide 27 - Quizvraag

De arbowet is
A
Hierin staat wie, in Nederland, er allemaal mag werken.
B
Hierin staat wie elke job mag uitvoeren.
C
Hierin staat hoe werkgevers moeten zorgen voor gezonde en veilige werkplekken.
D
Hierin staat hoe werknemers zich moeten gedragen op de werkvloer.

Slide 28 - Quizvraag

Gaat over veilige arbeids-omstandigheden.
Gaat over werk en rusttijden.
Voor jongeren gelden andere/aanvullende regels. 
Verbiedt ongezonde werkomgevingen
Arbowet
Arbeidstijdenwet

Slide 29 - Sleepvraag

Slide 30 - Video

Wat betekent Robotica?:
(Blz 201 en 202)

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Video

Er zijn verschillende typen technologie.
Verbind de omschrijving links aan het type technologie rechts.


DOMOTICA
SENSOREN
E-health
ROBOTICA
Technologische hulpmiddelen
Zorg op afstand, zoals beeldzorg
De gordijnen automatisch openen en sluiten
Knuffeldier dat reageert op de zorgvrager
Traplift
Op afstand inlezen van hartslag van de zorgvrager

Slide 33 - Sleepvraag

Slide 34 - Video