Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
als-dan-onderwerp-lijdvw-meewvw-bezitss
Werkvorm meervoudsvormen
1) Maak twee- of drietallen.
2) Sorteer de kaartjes op 'goed' en 'fout'
3) Als je klaar bent tel ik hoeveel er goed zijn en welk team er wint.
1 / 33
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 3
In deze les zitten
33 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Werkvorm meervoudsvormen
1) Maak twee- of drietallen.
2) Sorteer de kaartjes op 'goed' en 'fout'
3) Als je klaar bent tel ik hoeveel er goed zijn en welk team er wint.
Slide 1 - Tekstslide
Nederlands
als - dan (herhaling)
onderwerp - lijdend en meewerkend voorwerp
bezits-s
Werkvorm
Slide 2 - Tekstslide
als - dan
als
zo, even, hetzelfde, dezelfde
dan
vergelijking: groter, langer, mooier, viezer, leuker enz.
Slide 3 - Tekstslide
Finland is een stuk groter ....... Nederland.
A
als
B
dan
Slide 4 - Quizvraag
We waren nauwelijks langer ...... tien minuten binnen!
A
als
B
dan
Slide 5 - Quizvraag
Suriname is toch vier keer zo groot ....... Nederland?
A
als
B
dan
Slide 6 - Quizvraag
Ach, meer ............ je best kan je niet doen.
A
als
B
dan
Slide 7 - Quizvraag
Is die salade vegetarisch? Dan bestel ik dezelfde ....... jij.
A
als
B
dan
Slide 8 - Quizvraag
Mijn cijfer voor gym was twee keer zo hoog ..... dat voor wiskunde.
A
als
B
dan
Slide 9 - Quizvraag
Barry wil veel liever met zijn handen werken ......... met zijn neus in de boeken zitten.
A
als
B
dan
Slide 10 - Quizvraag
onderwerp
Wie (of wat)
doet
er iets in de zin?
Wie (of wat) + werkwoordelijk gezegde = onderwerp
Zij
willen vooral veel lol hebben.
Volgens mij heeft
Effan
geen vinger uitgestoken.
Die voorstelling
viel ons reuze mee.
Deze onderzoeksresultaten
zijn op niets gebaseerd.
Slide 11 - Tekstslide
lijdend voorwerp
Wie (of wat) + onderwerp + werkwoordelijk gezegde = LV
Zij willen vooral
veel lol
hebben.
Volgens mij heeft Effan
geen vinger
uitgestoken.
Slide 12 - Tekstslide
meewerkend voorwerp
Je kunt er 'voor' of 'aan' voor denken.
Die voorstelling viel
ons
reuze mee.
Deze onderzoeksresultaten laten
u
zien dat uw eerdere stelling werkelijk op niets gebaseerd was.
Slide 13 - Tekstslide
Wat is 'je'?
Kan ik je echt geen sojasaus voor bij de sushi geven?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
Slide 14 - Quizvraag
Wat is 'die runderen'?
Straks zitten die runderen als ratten in de val.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
Slide 15 - Quizvraag
Wat is 'je'?
Ik zal je de nijptang wel even geven, dan gaat het makkelijker.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
Slide 16 - Quizvraag
Wat is 'ik'?
Oeh, zal ik je eens een spicy roddel vertellen?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
Slide 17 - Quizvraag
Wat is 'hoofdpijn'?
Hebben we je met onze harde muziek hoofdpijn bezorgd?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
Slide 18 - Quizvraag
Wat is 'iets'?
Als je iets nodig hebt, geef je maar een gil.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
Slide 19 - Quizvraag
Wat is 'hun'?
De toets viel hun honderd procent mee!
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
Slide 20 - Quizvraag
Wat is 'dat programma'?
Tot hoe laat mag jouw zusje dat programma meekijken?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
Slide 21 - Quizvraag
bezits-s
's na een a, o, i, u, y
Danny's auto, Otto's jas, Ferdi's fiets, Anna's laptop
's na een afkorting, initiaal of cijfer
ABN's rente, M's rol, Willem II's overwinning, R2D2's geluiden
Slide 22 - Tekstslide
bezits-s
geen extra s maar wel een '
Ba
s
' fiets, Ma
x
' vriendin, Niel
s
' motor, Jona
s
' hond
geen ' maar wel een s
Sannes huis, Jeroens vriend, Brams hulp
Slide 23 - Tekstslide
De jas van Anna.
A
Anna's jas
B
Annas jas
C
Annas' jas
Slide 24 - Quizvraag
De fiets van Jos.
A
Jos' fiets
B
Jos's fiets
C
Jos fiets
Slide 25 - Quizvraag
De hond van Kim.
A
Kim's hond
B
Kims' hond
C
Kims hond
Slide 26 - Quizvraag
De rente van ABN.
A
ABNs rente
B
ABN's rente
C
ABNs' rente
Slide 27 - Quizvraag
goed
fout
Onno's jas
Sanne's kind
Debbys hond
Kims neus
Max' verjaardag
Slide 28 - Sleepvraag
goed
fout
Jelmers tas
Anna's vriend
Bas's scooter
Ellen's foto
Niels' moeder
Slide 29 - Sleepvraag
Nederlands
Werkvorm bezits-s
Slide 30 - Tekstslide
opdracht
Vorm een team en kies een kleur.
Bekijk de woorden op de papieren.
Sorteer de kaarten eerst op 'goed' en 'fout'
Sorteer vervolgens beide stapels van laag naar hoog (zie getallen op de achterkant)
Samen nakijken
Slide 31 - Tekstslide
antwoorden
Goed?
1-4-5-6-9-10-12-13-14-17-18-23-24-26-29-31-32-36-37-38
Fout?
2-3-7-8-11-15-16-19-20-21-22-25-27-28-30-33-34-35-39-40
Slide 32 - Tekstslide
Opdrachten
Slide 33 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Fase 2, periode 3 les 3 als-dan-onderwerp-lijdvw-meewvw-bezitss
Januari 2023
- Les met
32 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 3
Aaneenschrijven en bezits-s
20 dagen geleden
- Les met
17 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Fase 2, periode 2, les 5 accentwoorden-tremawoorden aaneenschrijven tussenklanken bezit-s STARTER
Januari 2024
- Les met
28 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Fase 2, periode 2, les 5 accentwoorden-tremawoorden aaneenschrijven tussenklanken bezit-s GEVORDERD
December 2023
- Les met
30 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Examen schrijven 3F - accentwoorden-tremawoorden, bezit-s
Mei 2024
- Les met
49 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
T8L6: Dader gezocht! (Lilse Bergen)
Februari 2023
- Les met
11 slides
Nederlands
Lager onderwijs
T2L9: Supertalenten
Februari 2023
- Les met
10 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Fase 2, periode 4, les 4, bijvoeglijke naamwoorden - verkleinwoorden - bezit-s - zij/hun/hen STARTER en GEVORDERD
Mei 2024
- Les met
28 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2