hoofdstuk 1 rekenen

Hoofdstuk 1 Rekenen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare school

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 Rekenen

Slide 1 - Tekstslide

In deze les...
- Huiswerk
- Bespreken opdracht ...
- Groene rekenpagina (blz 32 en 33)

Slide 2 - Tekstslide

Je koopkracht daalt als...
A
Je inkomen stijgt
B
Er sprake is van inflatie
C
Er sprake is van deflatie
D
productprijzen dalen

Slide 3 - Quizvraag

Formules
Procentuele verandering:
(Nieuw - oud) : oud X 100%

Indexcijfer:
(Getal gevraagde jaar/ Getal basisjaar) X 100

Kijk goed naar wat gevraagd wordt en haal de begrippen niet door elkaar

Slide 4 - Tekstslide

De nettowinst is ...
A
afzet x verkoopprijs
B
Verkoopwaarde - inkoopwaarde
C
Totale omzet - inkoopwaarde
D
Brutowinst - bedrijfskosten

Slide 5 - Quizvraag

Huiswerk

Slide 6 - Tekstslide

Bespreken opdracht 42
Totale opbrengst = 
Inkoopwaarde =

Bedrijfskosten =


Winst/verlies =

Slide 7 - Tekstslide

Bespreken opdracht 44
a. Wat zijn de totale kosten?
b. Wat is zijn omzet als hij alle bakjes verkoopt voor 1,80?
c. Maakt hij winst/verlies?

Slide 8 - Tekstslide

Rekenen: Bespreken opdracht 3
a. € 2,50 per week = € ..... per maand
b. € 45,- per week = € ..... per maand
c. € 250,- per maand = € ..... per week
d. € 1.436,- per maand = € ..... per week

Slide 9 - Tekstslide

Bespreken opdracht 6
10 = 2,5X + 1,25Y
a. Wat is je budget?
b. Teken de budgetlijn van deze vergelijking
c. Hoeveel glazen cola kun je maximaal kopen?
d. Bereken y bij x = 2

Slide 10 - Tekstslide

Bespreken opdracht 7
a. Hoeveel koeken kun je kopen als 
je drie keer met de trein gaat?

b. De koeken kosten €1,-. Wat is het
budget dat hoort bij deze budgetlijn?

c. Wat is de formule van deze lijn?

Slide 11 - Tekstslide

Bespreken opdracht 7
d. De prijs van een treinkaartje stijgt
met 10%. Wat is de nieuwe formule
van de budgetlijn?

e. Teken de nieuwe budgetlijn

Slide 12 - Tekstslide

Bespreken opdracht 8
Je ontvangt een loon van €1.800,- per maand. Na een loonsverhoging ontvang je €1.950,-. Met hoeveel procent is je loon gestegen?

Slide 13 - Tekstslide

Bespreken opdracht 11
Gemiddelde inkomen 2010 = €56.100
Gemiddelde inkomen 2014 = €58.500
--
Gemiddelde prijs koopwoning 2010 = €239.530
Gemiddelde prijs koopwoning 2014 = €322.218

A. Bereken de gemiddelde daling/stijging van het bruto inkomen
B. Bereken de gemiddelde daling/stijging van de huizenprijzen
c. Leg uit of de koopkracht is gedaald/gestegen.

Slide 14 - Tekstslide

Bespreken opdracht 12
Jaar    |    2013    |    2014    |    2015    |    2016
Omzet | €370.000 | €280.000 | €320.000 | €340.000


a. Bereken de indexcijfers met basisjaar 2013
b. bereken de indexcijfers met basisjaar 2014
c. Wat is een handing basisjaar voor vergelijk

Slide 15 - Tekstslide

Ga verder met....
Opgave 1, 2, 4, 5, 9, 10, 13, 14 en 15

Slide 16 - Tekstslide

Voor volgende week
Groene rekenbladzijde af.

Hoofdstuk 3.1  komt aan bod

Slide 17 - Tekstslide