H4.3 B1GY Schakelingen

Op tafel:
  • Liniaal/geodriehoek  
  • Pen + potlood 
  • Rekenmachine
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Op tafel:
  • Liniaal/geodriehoek  
  • Pen + potlood 
  • Rekenmachine

Slide 1 - Tekstslide

Pak alvast:
  • Je schrift (aantekeningen) + pen 
  • Je boek
  • Laptop (inloggen bij LessonUp)

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  1. Uitleg: H4.3 Schakelingen
  2. Proef 4: Experimenteren met een schakelaar
  3. Proef 5: De stroomsterkte in een serieschakeling
  4. Maken: Opdracht 1 t/m 13

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Uitleg
  • Lees de sheets door die hierna volgen
  • Bekijk daarna de video van Meneer Wietsma 
  • Na de video volgt nog wat extra uitleg met daarna een aantal vragen. 




Slide 6 - Tekstslide

Vaardigheid 4 - Eenheden omrekenen

Rekenen met Ampère 
  • De eenheid van stroomsterkte is de ampère (A).
  • De stroom schrijf je op als: I = 500 A

1 A = 1000 mA (de m staat voor milli)

Denk aan: 1 m = 1000 mm 

Dus:
  •  20 A = ... mA 
  •  20 A = 20 x 1000 = 20000 mA

  • 0,001 A = ... mA
  • 0,001 A = 0,001 x 1000 =  1 mA




 

Slide 7 - Tekstslide

Bereken:
35 mA = ... A
A
0,00035 A
B
0,035 A
C
0,350 A
D
3500 A

Slide 8 - Quizvraag

Bereken:
0,125 A = ... mA
A
12,5 mA
B
1,25 mA
C
125 mA
D
1250 mA

Slide 9 - Quizvraag

Vaardigheid 8 - Werken met een stroommeter
Een Ampèremeter aflezen
  • Op een stroommeter kan je tussen verschillende meetbereiken kiezen

Kies je voor 5: 
  • Als de meter (bijvoorbeeld) 2 aangeeft: 2 Ampère
Kies je voor 0.5:
  • Als de meter (bijvoorbeeld) 2 aangeeft: 0.2 Ampère
Kies je voor 0.05:
  • Als de meter (bijvoorbeeld) 2 aangeeft: 0.02 Ampère

Slide 10 - Tekstslide

Lees de stroomsterktes af die de meter aangeeft.

A
3,7 A
B
3,5 A
C
0,035 A
D
0,37 A

Slide 11 - Quizvraag

Lees de stroomsterktes af die de meter aangeeft.

A
0,028 A
B
2,8 A
C
0,2 A
D
0,0028 A

Slide 12 - Quizvraag

Je kunt uitleggen wat spanning is en hoe je de spanning meet.
Je kunt het verschil tussen stroomsterkte en spanning uitleggen.
Spanning 
  • Spanning vertelt je hoeveel elektrische energie elk deeltje met zich meeneemt.
  • De eenheid van spanning in Volt (V). 




Stroomsterkte
  • Stroomsterkte geeft aan hoeveel deeltjes er in één seconde op een bepaalde plek in de stroomkring voorbij komen.
  • De eenheid van stroomsterkte is Ampère (A).


Slide 13 - Tekstslide

Wat is de eenheid voor stroomsterkte?
A
Volt
B
Ohm
C
Watt
D
Ampère

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de eenheid voor spanning?
A
Volt
B
Ohm
C
Watt
D
Ampère

Slide 15 - Quizvraag

Met welke letter geven we de stroomsterkte aan?
A
V
B
O
C
W
D
I

Slide 16 - Quizvraag

Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
Serieschakeling
Gemengde schakeling
Parallelschakeling

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
In een serieschakeling is de stroomsterkte overal gelijk.
In een parallelschakeling splitst de stroomsterkte zich bij een vertakking

Slide 19 - Tekstslide

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
In een serieschakeling is de stroomsterkte overal gelijk.

Slide 20 - Tekstslide

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
In een parallelschakeling splitst de stroomsterkte zich bij een vertakking

Slide 21 - Tekstslide

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Wat is de stroomsterkte op de punten L, K, I en G? 

Slide 22 - Tekstslide

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Hetzelfde als de tegenovergestelde punten. 

Slide 23 - Tekstslide

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Wat zou de stroomsterkte in punt E en H zijn? 

Slide 24 - Tekstslide

Wat is de stroomsterkte door de punten E en H
A
4 A
B
12 A
C
6 A
D
8 A

Slide 25 - Quizvraag

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
De stroomsterkte op de punten E en H is I = 4 A. Dit is logisch omdat de punten E en F en G en H eigenlijk gewoon op dezelfde draad liggen. 

Slide 26 - Tekstslide

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Wat zou de stroomsterkte door de punten C en J zijn? 

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de stroomsterkte door de punten C en J?
A
4 A
B
12 A
C
6 A
D
8 A

Slide 28 - Quizvraag

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
De stroomsterkte door de punten C en J is I = 8 A
In dit geval moet je de stroomsterkte die door de lampjes 2 en 3 gaat bij elkaar optellen, oftewel: F + D = 4 +4 = 8 en dus is I = 8 A

Slide 29 - Tekstslide

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Probeer de volgende vragen ook te beantwoorden,

Slide 30 - Tekstslide

Wat is de stroomsterkte in punt F?
A
12 A
B
2 A
C
4 A
D
3 A

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de stroomsterkte in punt L?
A
12 A
B
2 A
C
4 A
D
6 A

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de stroomsterkte in punt C?
A
12 A
B
2 A
C
4 A
D
6 A

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de stroomsterkte in punt I?
A
250 mA
B
350 mA
C
650 mA
D
450 mA

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de stroomsterkte in punt I?
A
200 mA
B
350 mA
C
650 mA
D
450 mA

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de stroomsterkte in punt K?
A
400 mA
B
650 mA
C
500 mA
D
350 mA

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de stroomsterkte in punt K?
A
100 mA
B
350 mA
C
500 mA
D
200 mA

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de stroomsterkte in punt I?
A
100 mA
B
250 mA
C
550 mA
D
450 mA

Slide 38 - Quizvraag

In de schakeling zijn zes snoertjes gebruikt. Eén van die snoertjes heeft een contactpuntje dat loszit. Daardoor kan er geen stroom door dit snoertje lopen. In welke snoertjes zou deze fout kunnen zitten:

Als beide lampjes niet branden?

Slide 39 - Sleepvraag

In de schakeling zijn zes snoertjes gebruikt. Eén van die snoertjes heeft een contactpuntje dat loszit. Daardoor kan er geen stroom door dit snoertje lopen. In welke snoertjes zou deze fout kunnen zitten:

Als lampje A wel brandt en lampje B niet?

Slide 40 - Sleepvraag

In de schakeling zijn zes snoertjes gebruikt. Eén van die snoertjes heeft een contactpuntje dat loszit. Daardoor kan er geen stroom door dit snoertje lopen. In welke snoertjes zou deze fout kunnen zitten:

Als lampje B wel brandt en lampje A niet?

Slide 41 - Sleepvraag

Ben je klaar? 
Volg het onderstaande stappenplan
  1. Zelfstandig: LessonUp
  2. Twee-tallen: Proef 4 en 5
  3. Zelfstandig: H4.3 Opdracht 1 t/m 13

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 45 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 46 - Open vraag

Slide 47 - Link