Woordenschat H2

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je overige boeken ook op tafel
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je overige boeken ook op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Woordenschat H2
Vergelijking
Metafoor
Personificatie
Metonomie

Slide 3 - Tekstslide

Doel
Na deze les weet je weer wat een vergelijking, metafoor, personificatie en metonymie inhoudt en hoe je deze in een zin kan herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Vergelijking
Metafoor
Personificatie

Slide 5 - Tekstslide

Mijn oude fiets smeekt om een grondige opknapbeurt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 6 - Quizvraag

Bij de ingang van de discotheek stond een kleerkast die iedereen fouilleerde.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 7 - Quizvraag

De centrumverdediger strooide met goede passes.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 8 - Quizvraag

Wat een wolk van een baby heeft dat jonge stel.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 9 - Quizvraag

Opeengepakt als haringen in een ton werden we in de legertruck vervoerd.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 10 - Quizvraag

Goede boeken zijn brandstof voor het brein.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 11 - Quizvraag

Theorie
Herhaling

Metonymie

Slide 12 - Tekstslide

Vergelijking
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken, het object en het beeld.

Hij is zo gek als een deur
De vijand kwam als een dief in de nacht
Hij ging er als een haas vandoor
De winnaar was zo trots als een pauw

Slide 13 - Tekstslide

Metafoor
De metafoor is eigenlijk een vergelijking, maar zonder ‘als’ en waarin de werkelijkheid dikwijls verzwegen wordt.

Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken = iemand die iets gekregen heeft
Een vruchtbare vergadering = een vergadering met resultaat
Die zwijnenstal moet je opruimen = een omgeving die vies is
Die kleuter zit in 5 havo = een leerling die zich kinderachtig gedraagt

Slide 14 - Tekstslide

Personificatie
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon.


De zon streelde onze wangen
Het gevaar loerde op elke hoek van de straat


Slide 15 - Tekstslide

Mentonymie
Bij een metonymie vertel je een deel van het geheel.

Ik heb laatst nieuwe Nikes gekocht.
Die Rembrandt was erg duur.
Nederland verloor laatst met 4-1.


Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Maken: startopdracht + opdracht 1
Lezen: theorie (beeldspraak: metonymie)
Bladzijde 54
Klaar? Schrijf alvast de woorden van opdracht 2 op
Fluisterend overleggen
Om 12:35 uur nakijken

Slide 17 - Tekstslide