2. Boek, leesboek, schrift, agenda en pen, stift op tafel.
Noteer: Wat is het verschil tussen het onderwerp, deelonderwerpen en de hoofdgedachte van een tekst?
Welkom!
timer
3:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Startklaar
Startopdracht
3. Begin met ‘startopdracht’
1. Zitten volgens plattegrond.
2. Boek, leesboek, schrift, agenda en pen, stift op tafel.
Noteer: Wat is het verschil tussen het onderwerp, deelonderwerpen en de hoofdgedachte van een tekst?
Welkom!
timer
3:00
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen het onderwerp, deelonderwerpen en de hoofdgedachte van een tekst?
Onderwerp: in een paar woorden waar de hele tekst over gaat. Lees globaal
Deelonderwerpen: de verschillende onderdelen van het onderwerp, in het middenstuk. Let op signaalwoorden en kernzinnen tijdens het lezen van de hele tekst
Hoofdgedachte: wat de schrijver wil overbrengen. Lees de hele tekst, bekijk de bron, de tekstsoort en lees de inleiding en het slot precies, het middenstuk nog een keer globaal.
Slide 2 - Tekstslide
Leesvaardigheid
Doel: onderwerp, inleiding, slot en tekstverbanden benoemen van een tekst, tekst kunnen lezen volgens een stappenplan.
Doel: ik weet wat een infographic is en ik kan schematische informatie lezen en relaties leggen met de tekst.
Slide 3 - Tekstslide
timer
10:00
Slide 4 - Tekstslide
Bespreken opdr. 1
2. bekijk tekst 2: letsel jongeren en ouderen, lees een paar alinea's van tekst 1: alinea 1 gaat daar ook over.
3. Lees alinea 3. Wat zegt hij daarover? Tijl Vos vindt het geen goed idee om elektrische fietsen te verkopen aan jongeren onder de zestien. Dit blijkt uit: . ‘Het gaat om een flink bedrag natuurlijk. We willen dat mensen er zeker van zijn voordat ze dat geld uitgeven.’ Hij denkt ook dat jongeren roekelozer kunnen zijn in het verkeer.'
Slide 5 - Tekstslide
Bespreken opdr. 1
4. Lees heel goed de zin. Het gaat over geld uitgeven.
De opvatting die je hier tussen de regels kan door lezen is,
dat jongeren soms aankopen doen zonder er heel goed over na te denken.
6. Lees alinea 4. Wat zegt hij daarover? Bert van Wee vindt het niet gek dat jongeren op elektrische fietsen vaker betrokken zijn bij verkeersongelukken. Dit blijkt uit: ‘Jongeren kunnen minder goed snelheid inschatten. Bovendien zijn ze vaak competitief, dus willen ze sneller zijn dan hun vrienden.’
7. Bekijk goed: in de categorieën 85-89 en 90+
Slide 6 - Tekstslide
Bespreken opdr. 1
8. De verklaring daarvoor zou kunnen zijn (denk zelf na)
Dat mensen op die leeftijd niet vaak meer fietsen en al helemaal niet op een elektrische fiets.
9. B extra informatie bij de tekst geven, omdat deze informatie over de fietstypen niet in de tekst staan.
10. Bekijk de tekst en de afbeelding. In alinea 5 staat iets over de snelheid. Dus alles wat sneller is dan de gewone fiets.
Slide 7 - Tekstslide
Bespreken opdr. 1
11. probleem Het is onveilig voor fietsers.
oplossing 1 De verkeersveiligheid moet verbeterd worden.
manier 1 Voorlichting en campagnes moeten jongeren bewust maken van de gevaren en van het belang van een helm.
manier 2 Er moeten minder paaltjes op de weg staan.
manier 3 De maximumsnelheid voor auto’s in de bebouwde moet terug naar bijvoorbeeld 30 km/u.
oplossing 2 De maximumsnelheid van elektrische fietsen moet verlaagd worden.
nadeel Een lange afstand fietsen wordt minder interessant, waardoor mensen toch met de auto gaan en dat is weer niet goed voor de gezondheid.
signaalwoorden
zo, ook etc.
Slide 8 - Tekstslide
Bespreken opdr. 1
12. negatief standpunt: Er moet geen helmplicht komen voor snelle fietsers.
argument: Met een helm op mis je het gevoel van vrijheid dat je ervaart als je fietst met je haar in de wind.
positief standpunt: Er moet wel een helmplicht komen voor snelle fietsers.
argument: Door een helmplicht lopen fietsers minder kans op zwaar letsel bij een ongeluk. / Door een helmplicht worden veel medische kosten, verdriet en ellende voorkomen.
13. Eigen antwoord. Ga er tegenin.
Slide 9 - Tekstslide
Open vragen beantwoorden
Bij Nederlands (én andere vakken, én in het leven) is correct formuleren heel belangrijk:
om duidelijk over te komen, om elkaar goed te kunnen begrijpen
én om jouw begrip goed aan te tonen.
Hier volgt een voorbeeld...
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht: een fout, maar waarom?
Examenvraag: In alinea 3 klinkt een oordeel door over de rol van de overheid. Geef op grond van de alinea’s 3 en 4 aan welk oordeel dat is en waaruit dat blijkt. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
Opdracht: beschrijf hoe jij het beantwoorden van deze vraag zou aanpakken.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Open vraag beantwoorden
--> antwoord citeren of formuleren in eigen woorden
(...)
Stap 2: soort vraag (over hele tekst, tekstdeel of binnen alinea) bepalen
Stap 3: kern in de vraag markeren
Stap 4: begin met een antwoordstarter
Stap 5: controleer je vraag met het antwoord
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Opdracht
Maak in tweetallen opdracht 2, 3. Let op het correct beantwoorden van open vragen.
Klaar? Maak opdracht 4
timer
15:00
Slide 16 - Tekstslide
Bespreken opdr. 2
2. De functie is extra informatie bij de tekst geven – In de tekst wordt wel gezegd dat er een Schijf van Vijf is, waarin staat uit welke groepen voedingsmiddelen je elke dag moet eten, maar het wordt niet duidelijk welke voedingsmiddelen dat zijn. In de afbeelding worden deze wel genoemd en het onderschrift bij de afbeelding geeft ook aan welke belangrijke voedingsstoffen er in de genoemde voedingsmiddelen zitten.
3. De Schijf van Vijf laat zien uit welke vijf groepen voedingsmiddelen je elke dag moet eten. Het onderschrift geeft aan welke voedingsstoffen er in die groepen voedingsmiddelen zitten (zoals vitaminen, mineralen en eiwitten). De afbeelding over voedingsstoffen geeft aan waarom die voedingsstoffen nodig zijn voor je lichaam: om je energie te geven (brandstoffen), om je botten en spieren sterk te houden (bouwstoffen) en om je lichaam te beschermen (beschermende stoffen).
Slide 17 - Tekstslide
Bespreken opdr. 2
4. De voedingsstoffen die worden gemist zijn brandstoffen, want hij krijgt geen/minder koolhydraten binnen
- bouwstoffen, want hij krijgt geen/minder mineralen en eiwitten binnen
- beschermende stoffen, want hij krijgt geen/minder vezels en vitamine B-complex binnen
5. De voedingsstof die wordt gemist is vitamine C
Slide 18 - Tekstslide
Bespreken opdr. 2
6. De consequenties voor de gezondheid kunnen zijn dat je last krijgt van verminderde weerstand, gewichtsverlies, vermoeidheid, gewrichtsklachten, slechte wondgenezing en problemen met de opbouw van bindweefsel. Kortom: hij krijgt een zwakker en vermoeider lichaam, waardoor hij sneller ziek kan worden.
7. De overeenkomst is dat ze elk maar onder één voedingsstof vallen.
8. De auteur van de tekst heeft gelijk, want zij zegt dat vezels goed zijn voor je darmen (Bob zegt van niet). Uit de afbeelding over voedingsstoffen blijkt inderdaad dat vezels tot de beschermende voedingsstoffen behoren.
Slide 19 - Tekstslide
Bespreken opdr. 3
1. Voedsel is gezond als (zie alinea 3 en 4)
2. Met energiebalans wordt bedoeld dat (zie alinea 4)
3. Schutte bedoelt daarmee (zoek uitdrukking op)
4. De drie oorzaken zijn (let op signaalwoorden van oorzaak/gevolg)
6. We hobbelen achter elk nieuw gezondheidsadvies aan omdat (vat alinea 10 samen)
7. De titel bevat een woordspeling want (2 betekenissen bedenken)
8. Het gebruik van hapklare is ook een woordspeling, omdat (zie 7)
9. Er had niet ook in plaats van gniffelt lacht kunnen staan omdat (toon)