HA - week 13 - Spelling H3 - pvvt sterke werkwoorden

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl


Slide 2 - Tekstslide


- Stillezen
- Spelling ww H3 - sterke ww verleden tijd - theorie / oefenen
- Spelling ww H4 - theorie

Doel:

- Je kunt van sterke werkwoorden de persoonsvorm in de verleden tijd correct schrijven. 
- voltooid deelwoord juist schrijven en onvoltooid deelwoord uitleggen
Wat gaan we doen vandaag:

Slide 3 - Tekstslide

Stillezen
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een sterk werkwoord.

Slide 5 - Open vraag

Zwakke werkwoorden - kunnen niet van klank veranderen
                                           - Koken → kookte
                                            → regelmatige werkwoorden


Sterke werkwoorden - kunnen wel van klank veranderen
                                         - Lopen  → liep
                                          → onregelmatige werkwoorden


Werkwoorden - sterk en zwak

Slide 6 - Tekstslide

Sterke werkwoorden - kunnen wel van klank veranderen
                                           - Lopen  → liep

Persoonsvorm = zo kort en eenvoudig mogelijk
Lopen          → liepen
Zwemmen → zwommen (alleen dubbele letters als het voor de uitspraak nodig is)


LET OP: kies sterk/zwak. Er is NOOIT een combinatie 
Ik zwem → ik zwom en dus nooit ik zwomde

In de verleden tijd komt ook NOOIT -DT voor!
Werkwoorden - sterk en zwak

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen deze twee zinnen:
1. Lachend kwamen de meiden binnen.
2. de meiden moesten lachen toen ze binnenkwamen.

Slide 8 - Open vraag


Slide 9 - Open vraag

Het voltooid deelwoord gebruik je om aan te geven dat een handeling helemaal klaar en afgerond is, maar de actie is wel belangrijk. 

Verschil:
ik loop (dan doe je het nu nog)
ik liep (dan ben je er ook mee klaar, maar dan is de actie minder belangrijk). 
ik heb gelopen (dan ben je helemaal klaar en zit je nu bijv.)

Het voltooid deelwoord

Slide 10 - Tekstslide

Betekenis verschil pvvt en vd:

PVVT:
- ik betaalde (je deed het en daarna ging je iets anders doen). 

VD
- ik heb betaald (laat je zien dat je iets gedaan hebt, bijvoorbeeld in       de discussie of je nog moet betalen.)

Het voltooid deelwoord

Slide 11 - Tekstslide

Elke eerste vrijdag van de maand vertelt de docent Nederlands een spannend verhaal.

Vertelt =
A
vd
B
pvtt

Slide 12 - Quizvraag

Gelukkig wordt Nederland bestuurd door eerlijke politici
Bestuurd =
A
vd
B
pvtt

Slide 13 - Quizvraag

Het VD heeft altijd een hulpwerkwoord bij zich (dus een vorm van hebben of zijn, in dit geval).

Ik ben het vergeten
Ik heb het wel gedaan
Hij heeft lekker geslapen
Het voltooid deelwoord - schrijven
Dit zijn dus geen onderdelen van het VD, maar zonder deze HWW kan het VD niet bestaan!

Slide 14 - Tekstslide

Hoe schrijf je het VD?

Verschil tussen sterke en zwakke woorden:
- lopen (sterk) = heb gelopen = einde op -en
- betalen (zwak) = heb betaald = einde op -t/-d
Het voltooid deelwoord - schrijven

Slide 15 - Tekstslide

Hoe schrijf je het VD bij zwakke ww?

Bij zwakke ww. moet het eindigen op een -d/-t
1. verlengproef = hoor-hoorde = gehoord
2. 't exfokschip = laatste letter in de stam hierin = -t

(in  't exfokschip zitten alleen harde klanken, dan eindig je ook met een harde klank, anders dus een -d)
Het voltooid deelwoord - schrijven

Slide 16 - Tekstslide

De aardappelen worden na het avondeten […] (rooien).

Slide 17 - Open vraag

Vorige week vrijdag heeft de gymleraar ons weer eens […] (matsen).

Slide 18 - Open vraag

Mieke had haar beste vriendin een ijsje […] (beloven).

Slide 19 - Open vraag

Dan is er ook nog het onvoltooid deelwoord

Dit is eigenlijk geen echt werkwoord, er is namelijk maar 1 vorm van. En die vorm hoort niet bij het werkwoordelijk gezegde.

Het het onvoltooid deelwoord laat je weten dat iets gebeurt, terwijl iets anders ook aan de gang is:
Het onvoltooid deelwoord

Slide 20 - Tekstslide

Het het onvoltooid deelwoord laat je weten dat iets gebeurt, terwijl iets anders ook aan de gang is:

bijvoorbeeld:
Lachend kwam ze het huis binnen
Hakelend vertelde hij zijn verhaal
Strompelend kwam hij over de finish
Het onvoltooid deelwoord
Eén schrijfwijze:
hele ww + d

Slide 21 - Tekstslide

De leerlingen liepen al […] (praten) het klaslokaal in.
A
pratend
B
pratent
C
gepraat
D
praten

Slide 22 - Quizvraag

Er is maar 1 vorm van het onvoltooid deelwoord:

Hele werkwoord +D

Huilen = huilen +d = huilend
Lachen = lachen +d = lachend
rennen = rennen +d = rennend
Het onvoltooid deelwoord

Slide 23 - Tekstslide

De hond stond ...... (blaffen) voor het raam
A
blafte
B
blaffen
C
geblafd
D
blaffend

Slide 24 - Quizvraag

Wat:
- Hoofdstuk 3 - Spelling H3 - Verleden tijd van sterke werkwoorden (hele leerlijn)
- Hoofdstuk 4 - Spelling H4 - voltooid en onvoltooid deelwoord (opdracht 1, 2, 3 en 8B)

Let op:
Blijf je bij elk woord afvragen hoe je het wilt uitspreken. 
Pas de spelling van het woord daarop aan.

Heb je woorden die je echt moeilijk vindt? Maak daar een lijstje van, zodat je die kunt leren!

Wanneer:
Deze les en de volgende

Klaar?
- leer de theorie van alles wat je voor de toets moet leren. Zie it's learning. 
Aan de slag:

Slide 25 - Tekstslide