K2 Hoofdstuk 4.4 De wintersportbeurs

Klas 2
Hoofdstuk 4 Kopen een kunst
4.4 De wintersportbeurs
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Klas 2
Hoofdstuk 4 Kopen een kunst
4.4 De wintersportbeurs

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Terugblik (kort!)
  • Nakijken 
  • Uitleg 4.4 De wintersportbeurs
  • Maken opgaven blz 116 t/m 119 (= HUISWERK)
  • Laatste 15 min (HERHALING) 4.1 t/m 4.4 (QUIZ)

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik les 4.3

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling leerdoelen 4.3

- Ik kan lijndiagrammen maken.

- Ik kan gegevens opzoeken in lijndiagrammen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lijndiagram
Een afbeelding waarin een of meer lijnen de ontwikkeling van een verschijnsel weergeven.

Het diagram in de vorige afbeelding is een lijndiagram. 
De lijn in het diagram verbindt een aantal punten. Die punten zijn de gegevens die je kunt aflezen. Een lijndiagram heeft net als alle andere diagrammen een titel en vaak ook een legenda. Die geeft aan waar het lijndiagram over gaat.

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen 4.4


  • Ik kan uitleggen wat de vraag naar en aanbod  van een product is.
  • Ik kan uitleggen wat de invloed is van vraag naar en aanbod op de prijs van een product is.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Vraag
De hoeveelheid van een product die de consumenten samen willen kopen.

- smaak
- inkomen
- reclame
- mode 
Aanbod
De hoeveelheid die de ondernemers samen willen verkopen. 

- omvang bedrijf (hoe groot?)
-  kennis
- ervaring

Slide 13 - Tekstslide

Vraag
  • Vraag:de hoeveelheid die consumenten van een bepaald product willen kopen
  • Vraag wordt beïnvloed door: Smaak, inkomen van de consument, etc.)
  • Bedenk zelf een voorbeeld waardoor de vraag beïnvloed wordt.

Slide 14 - Tekstslide

Vraag in de grafiek
Belangrijk voor de vraag is de prijs:
  • Hoge prijs --> lage vraag
  • Lage prijs --> hoge vraag

Slide 15 - Tekstslide

Aanbod
AANBOD: De hoeveelheid die een producent van een product wil verkopen.

Belangrijk voor de grootte van het aanbod:
prijs van het product, kennis, ervaring, gereedschap, aantal werknemers in het bedrijf.

Slide 16 - Tekstslide

Aanbod in de grafiek
Belangrijk voor het aanbod is de prijs:
  • Hoge prijs --> aanbod hoog
  • Lage prijs --> aanbod laag

Slide 17 - Tekstslide

Markt
Alle vraag en aanbod bij elkaar noemen we de markt. 

Bijvoorbeeld: Alle vraag en aanbod van bloemen bij elkaar noemen we de markt voor bloemen.
Andere voorbeelden de huizenmarkt, de energiemarkt en de markt voor telefoonproviders. 

Slide 18 - Tekstslide

Vraag en aanbod
  • Vraag = als wij (consumenten) iets kopen, hoeveelheid goederen.
  • Aanbod = alles wat producenten en verkopers te koop aanbieden, hoeveelheid goederen.
  • Vraag en aanbod gelijk? Evenwicht!!

Slide 19 - Tekstslide

Vraag groter dan aanbod >
Vraag en aanbod zijn niet altijd hetzelfde

Als de vraag op een dag groter is dan het aanbod, 
dan gaat de prijs omhoog, 
aanbieders verkopen hun producten dan toch wel.



Slide 20 - Tekstslide

vraag > aanbod

Slide 21 - Tekstslide

Aanbod groter dan vraag <
Aanbod kan ook groter zijn dan de vraag.

Dan krijgen verkopers niet alle producten verkocht.

Wat zullen verkopers dan met de prijs doen?

Slide 22 - Tekstslide

vraag < aanbod 

Slide 23 - Tekstslide

conclusie
naarmate de prijs hoger wordt zijn er minder vragers.
Doordat geen geld voor het product en/of geen geld voor over, het wordt te duur of misschien ook geen interesse.

Slide 24 - Tekstslide

Samenvatting 4.4  
  • Vraag --> hoeveel producten consumenten willen kopen
  • Aanbod --> hoeveel producten producenten willen verkopen
  • Vraag groter dan het aanbod --> prijs omhoog
  • Aanbod groter dan de vraag   --> prijs omlaag
  • Markt: alle vraag en aanbod bij elkaar van bv. bloemen 

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
Maken paragraaf 4.4 en rekentrainer 4

Slide 26 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Het diagram in de vorige afbeelding is een lijndiagram. 
De lijn in het diagram verbindt een aantal punten. Die punten zijn de gegevens die je kunt aflezen. Een lijndiagram heeft net als alle andere diagrammen een titel en vaak ook een legenda. Die geeft aan waar het lijndiagram over gaat.

Slide 27 - Tekstslide

Samenvatting 4.4  
  • Vraag --> hoeveel producten consumenten willen kopen
  • Aanbod --> hoeveel producten producenten willen verkopen
  • Vraag groter dan het aanbod --> prijs omhoog
  • Aanbod groter dan de vraag   --> prijs omlaag
  • Markt: alle vraag en aanbod bij elkaar van bv. bloemen 

Slide 28 - Tekstslide

HERHALING
Quiz 4.1 t/m 4.4

BOEK IN JE TAS EN PAK JE TELEFOON

Slide 29 - Tekstslide

Wat is geen dienst?
A
Rijles
B
Tandarts
C
Auto
D
Autoverzekering

Slide 30 - Quizvraag

Bernard gaat een dagje uit, hij betaalt €25 voor de treinreis en €30 aan entree. Ook koopt hij nog eten en drinken voor €12,50. Hoeveel betaalt Bernard aan diensten?
A
€55
B
€0,00
C
€37,50
D
€67,50

Slide 31 - Quizvraag

Jana koopt een nieuwe gitaar. Ze heeft een koopovereenkomst gesloten.
Welke uitspraak is waar?
A
Als de gitaar kapot gaat, kan Jana meteen haar geld terug eisen
B
Jana heeft de plicht om te betalen
C
De algemene voorwaarden staan op een plastic tas
D
De verkoper heeft de plicht haar meteen een vervangend exemplaar te geven als deze gitaar kapot gaat

Slide 32 - Quizvraag

Waarom vinden fabrikanten het belangrijk dat consumenten hun merk kennen?
A
Bekende merken verkopen meer
B
Ze vinden het leuk om op tv te zijn
C
Hoe bekender je bent hoe minder belasting je moet betalen

Slide 33 - Quizvraag

Welk product is ongevoelig voor mode
A
Een scooter
B
Een CD
C
Een tandenborstel
D
Een t-shirt

Slide 34 - Quizvraag

Jelle weet precies welke pet hij mooi vindt. Maar als hij een pet koopt wil hij niet worden uitgelachen door zijn vrienden. Zijn aankoop wordt beïnvloed door:
A
De kwaliteit
B
Zijn omgeving
C
Zijn financiële mogelijkheden

Slide 35 - Quizvraag

Michael betaalt voor een cd, buskaart, water en kapper.
Welke twee producten zijn diensten?
A
CD en water
B
CD en kapper
C
Buskaart en kapper
D
Kapper en water

Slide 36 - Quizvraag

Veel bedrijven hebben een speciale belangstelling voor jonge consumenten.
Welke uitspraak is juist?
A
Jongeren kopen meer dan volwassen consumenten
B
Jongeren zijn de volwassen consumenten van de toekomst
C
Jongeren hebben geen invloed op de aankopen van hun ouders

Slide 37 - Quizvraag

Toen Janet op vakantie ging naar Spanje was er een verbouwing bezig terwijl er een rustig hotel was afgesproken. Heeft dit bedrijf voor een deugdelijk product gezorgd?
A
Ja
B
Nee
C
Dat valt niet te zeggen

Slide 38 - Quizvraag

Janet (van de vorige vraag) gaat naar de geschillencommissie en de commissie beslist dat ze 15% van het bedrag terug krijgt. Janet vindt dit te weinig, kan ze nog meer geld terug eisen?
A
Ja, 15% is een te laag percentage
B
Nee, 15% is altijd het maximale percentage wat je terug kunt krijgen
C
Ja, want je hoeft je niet te houden aan de uitspraak van de commissie
D
Nee, want je moet je houden aan de uitspraak van de commissie

Slide 39 - Quizvraag

Hoe heet het onderzoek naar de prijs en kwaliteit van producten dat wordt uitgevoerd door consumentenorganisaties?
A
Vergelijkend warenonderzoek
B
Activerend warenonderzoek
C
Vleeswarenonderzoek
D
Consumentenwarenonderzoek

Slide 40 - Quizvraag

Wat is het bezwaar als je een verkoper om advies vraagt?
A
Hij weet er vaak niks vanaf
B
Hij is vaak onpartijdig
C
Hij heeft vaak geen zin om goed advies te geven
D
Hij geeft vaak partijdig advies

Slide 41 - Quizvraag

Er zijn 2500 rijscholen. Ze hebben een totale verkoopopbrengst van €700 miljoen. Bereken de gemiddelde verkoopopbrengst per rijschool
A
€28.000
B
€1.750.000
C
€175.000
D
€280.000

Slide 42 - Quizvraag

Een bedrijf heeft een omzet van €350.000. Daarvan blijft 12% nettowinst over, hoeveel is de nettowinst
A
€30.000
B
€4.200
C
€42.000
D
€3.000

Slide 43 - Quizvraag

Waarvoor mag er wel reclame worden gemaakt?
A
Alcohol
B
Tabak
C
Drugs

Slide 44 - Quizvraag

Een groep consumenten waar een bedrijf de reclame op richt heet:
A
De consumentengroep
B
De consumentenorganisatie
C
De doelgroep
D
De geschillencommissie

Slide 45 - Quizvraag

Einde quiz
Bedankt voor de les en de aandacht.
Vergeet je huiswerk niet te maken.

Succes!

Slide 46 - Tekstslide