In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Programma
Huiswerk gemaakt paragraaf 4.3
Uitleg en maken paragraaf 4.4
Slide 1 - Tekstslide
Paragraaf 4 De wintersportbeurs
leerdoelen
Je leert in deze paragraaf hoe de prijzen tot stand komen door vraag en aanbod.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Vraag en Aanbod
Aanbod: alles wat producenten te koop aanbieden.
Vraag: alles wat consumenten willen kopen.
Slide 4 - Tekstslide
Consumenten
Consumenten zorgen voor de vraag naar producten.
Slide 5 - Tekstslide
Producenten
Producenten zorgen voor het aanbod van producten.
Slide 6 - Tekstslide
Vraag en aanbod
Alle vraag en aanbod bij elkaar noemen we de markt.
Bijvoorbeeld: Alle vraag en aanbod van bloemen bij elkaar noemen we de markt voor bloemen.
Slide 7 - Tekstslide
Vraag en aanbod
Vraag naar producten ↓ = prijs ↓
Vraag naar producten ↑ = prijs ↑
Aanbod van producten ↓ = prijs ↑
Aanbod van producten ↑ = prijs ↓
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Slide 10 - Tekstslide
Vraag
De hoeveelheid van een product die de consumentensamen willen kopen.
- smaak
- inkomen
- reclame
- mode
Aanbod
De hoeveelheid die de ondernemers samen willen verkopen.
- omvang bedrijf (hoe groot?)
- kennis
- ervaring
Slide 11 - Tekstslide
Vraag
Vraag:de hoeveelheid die consumenten van een bepaald product willen kopen
Vraag wordt beïnvloed door: Smaak, inkomen van de consument, etc.)
Bedenk zelf een voorbeeld waardoor de vraag beïnvloed wordt.
Slide 12 - Tekstslide
Vraag in de grafiek
Belangrijk voor de vraag is de prijs:
Hoge prijs --> lage vraag
Lage prijs --> hoge vraag
Slide 13 - Tekstslide
Aanbod
AANBOD: De hoeveelheid die een producent van een product wil verkopen.
Belangrijk voor de grootte van het aanbod: prijs van het product, kennis, ervaring, gereedschap, aantal werknemers in het bedrijf.
Slide 14 - Tekstslide
Aanbod in de grafiek
Belangrijk voor het aanbod is de prijs:
Hoge prijs --> aanbod hoog
Lage prijs --> aanbod laag
Slide 15 - Tekstslide
Markt
Alle vraag en aanbod bij elkaar noemen we de markt.
Bijvoorbeeld: Alle vraag en aanbod van bloemen bij elkaar noemen we de markt voor bloemen. Andere voorbeelden de huizenmarkt, de energiemarkt en de markt voor telefoonproviders.
Slide 16 - Tekstslide
Vraag en aanbod
Vraag = als wij (consumenten) iets kopen, hoeveelheid goederen.
Aanbod = alles wat producenten en verkopers te koop aanbieden, hoeveelheid goederen.
Vraag en aanbod gelijk? Evenwicht!!
Slide 17 - Tekstslide
Vraag groter dan aanbod >
Vraag en aanbod zijn niet altijd hetzelfde
Als de vraag op een dag groter is dan het aanbod,
dan gaat de prijs omhoog,
aanbieders verkopen hun producten dan toch wel.
Slide 18 - Tekstslide
vraag > aanbod
Slide 19 - Tekstslide
Aanbod groter dan vraag <
Aanbod kan ook groter zijn dan de vraag.
Dan krijgen verkopers niet alle producten verkocht.
Wat zullen verkopers dan met de prijs doen?
Slide 20 - Tekstslide
vraag < aanbod
Slide 21 - Tekstslide
conclusie
naarmate de prijs hoger wordt zijn er minder vragers.
Doordat geen geld voor het product en/of geen geld voor over, het wordt te duur of misschien ook geen interesse.