Hoofdstuk2 krachten

Voorkennis
Wanneer is jou wel eens opgevallen dat er een kracht werkte op jou of een voorwerp ? Welke kracht was dat dan ?
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voorkennis
Wanneer is jou wel eens opgevallen dat er een kracht werkte op jou of een voorwerp ? Welke kracht was dat dan ?

Slide 1 - Tekstslide

Krachten herkennen
Krachten zie je niet, wel het gevolg.
Er kan een bewegingsverandering zijn (snelheid, richting) of vormsverandering.

Slide 2 - Tekstslide

Soorten vervorming
Een voorwerp kan blijvend vervormd raken. Dit is plastisch, zoals een botsende auto.

Ook kan een voorwerp elastisch vervormen, 
 zoals bij een bal of elastiek. Dan keert het 
zonder de kracht terug naar 
de oorspronkelijke toestand.

Slide 3 - Tekstslide

Soorten krachten
Spierkracht (Fspier)
Veerkracht (Fv)
Zwaartekracht (Fz)
Magnetische kracht (Fm)
Spankracht (Fspan)
 

Slide 4 - Tekstslide

Krachten meten
Krachten kun je meten met een krachtmeter, 
 ofwel veerunster. Je leest het aantal Newton af
waarmee de aarde aan het voorwerp trekt

Slide 5 - Tekstslide

Zwaartekracht berekenen
Fz = m x g

Fz= zwaartekracht (N)
m = massa (kg)
g = aantrekking, is 9,81 N/kg op aarde. 

De aarde trekt dus met 9,81 Newton aan 1 kg.

Slide 6 - Tekstslide

voorbeeldsom
Bereken de zwaartekracht op een mens met een massa van
 60 kg.

Geg: m = 60 kg  
 g= 9,81 N/kg 
Gevr: Fz
Opl: Fz = m . g = 60 . 9,81 = 588,6 N

Slide 7 - Tekstslide

Krachten tekenen
Een kracht kun je tekenen als een vector (pijl) met een grootte, richting en aangrijpingspunt.

Slide 8 - Tekstslide

Krachtenschaal

Slide 9 - Tekstslide

Zwaartekracht tekenen
Deze kracht kun je tekenen vanuit het zwaartepunt, ofwel massamiddelpunt.

Slide 10 - Tekstslide

a) Bereken de zwaartekracht op een man van 70 kg.

b) Bereken de zwaaartekracht op een doosje van 50 gram.

c) Bereken de massa van een auto, als de zwaartekracht 10.000 N is.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe zie je dat een kracht werkt of heeft gewerkt;
a Op de elastiek bij de jongen ?
b Op de polsstok ?    c) Op de auto ?

Slide 12 - Tekstslide

Voorkennis
Bij een wedstrijd armpjedrukken kunnen de twee tegenstanders elkaar lang in evenwicht houden. Ook al drukken ze zo hard ze kunnen, hun handen komen niet in beweging. Zolang de kracht naar links even groot is als de kracht naar rechts, verandert er niets.

Slide 13 - Tekstslide

De zwaartekracht is even groot als de veerkracht.

De krachten heffen elkaar op omdat ze tegenwerken en even groot zijn.

 De tas hangt dus stil.

Slide 14 - Tekstslide

Verschillende krachtmeters. Hoe stugger de veer, des te groter de kracht die je kan meten is.

Slide 15 - Tekstslide

Kracht en uitrekking 
Het verband tussen de kracht en
uitrekking bij een veer is 
rechtevenredig.
 D.w.z; 2 keer meer kracht,
dan ook 2 keer  meer
 uitrekking.

Slide 16 - Tekstslide

Grafiek
Je krijgt een rechte lijn door de
 oorsprong. Deze lijn zegt iets 
over de stugheid van de veer.

Slide 17 - Tekstslide

Veerconstante formule
C=uF
C = veerconstante 
          (N/m)

F = kracht 
            (N)

u = uitrekafstand 
       (m )

Slide 18 - Tekstslide

Normaalkracht
De normaalkracht is de kracht van de ondergrond op het voorwerp.  

Bi                                                     Bij evenwicht is de zwaartekracht gelijk                     gelijk aan de normaalkracht. 


FZ=FN

Slide 19 - Tekstslide

De resultante bepalen
De resultante is de optelsom van alle krachten, ookwel nettokracht of somkracht genoemd.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Les 2 werktuigen en constructies

Slide 23 - Tekstslide

Moment
  • Moment van een kracht = de draaineiging van een kracht.
  • Bijvoorbeeld een scheef hangend schilderij

Slide 24 - Tekstslide

Moment
  • Moment heeft ook een richting.
  • De richtingen zijn linksom of rechtsom.
  • Linksom = tegen de klok in.
  • Rechtsom = met de klok mee.
  • Op het moment van loslaten draait het schilderij met de klok mee, dus het moment is rechtsom.


Slide 25 - Tekstslide

Moment van een kracht
     linksom                                                                                          rechtsom




                                                  evenwicht

Slide 26 - Tekstslide

moment = grootte van kracht x lengte van arm



Kracht is in newton
Lengte van arm is in meter
Moment is in newton meter

Soms wordt er voor de lengte van de arm een ander symbool gebruikt:
l of d                                                                
                                                                                            of   
M=Fr
M=Fl
M=Fd

Slide 27 - Tekstslide

Momentenwet     (hefboomwet)
Een hefboom is in evenwicht, als de som van de momenten linksom gelijk is aan de som van de momenten rechtsom.
Formule:


                                                          links                         rechts

ML1+ML2+...(links)=MR1+MR2+...(rechts)
M
=
M

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag
Maken test jezelf §3 en 4

Slide 31 - Tekstslide