Wanneer is jou wel eens opgevallen dat er een kracht werkte op jou of een voorwerp ? Welke kracht was dat dan ?
Slide 1 - Tekstslide
Krachten herkennen
Krachten zie je niet, wel het gevolg.
Er kan een bewegingsverandering zijn (snelheid, richting) of vormsverandering.
Slide 2 - Tekstslide
Soorten vervorming
Een voorwerp kan blijvend vervormd raken. Dit is plastisch, zoals een botsende auto.
Ook kan een voorwerp elastisch vervormen,
zoals bij een bal of elastiek. Dan keert het
zonder de kracht terug naar
de oorspronkelijke toestand.
Slide 3 - Tekstslide
Soorten krachten
Spierkracht (Fspier)
Veerkracht (Fv)
Zwaartekracht (Fz)
Magnetische kracht (Fm)
Spankracht (Fspan)
Slide 4 - Tekstslide
Krachten meten
Krachten kun je meten met een krachtmeter,
ofwel veerunster. Je leest het aantal Newton af
waarmee de aarde aan het voorwerp trekt
Slide 5 - Tekstslide
Zwaartekracht berekenen
Fz = m x g
Fz= zwaartekracht (N)
m = massa (kg)
g = aantrekking, is 9,81 N/kg op aarde.
De aarde trekt dus met 9,81 Newton aan 1 kg.
Slide 6 - Tekstslide
voorbeeldsom
Bereken de zwaartekracht op een mens met een massa van
60 kg.
Geg: m = 60 kg
g= 9,81 N/kg
Gevr: Fz
Opl: Fz = m . g = 60 . 9,81 = 588,6 N
Slide 7 - Tekstslide
Krachten tekenen
Een kracht kun je tekenen als een vector (pijl) met een grootte, richting en aangrijpingspunt.
Slide 8 - Tekstslide
Krachtenschaal
Slide 9 - Tekstslide
Zwaartekracht tekenen
Deze kracht kun je tekenen vanuit het zwaartepunt, ofwel massamiddelpunt.
Slide 10 - Tekstslide
a) Bereken de zwaartekracht op een man van 70 kg.
b) Bereken de zwaaartekracht op een doosje van 50 gram.
c) Bereken de massa van een auto, als de zwaartekracht 10.000 N is.
Slide 11 - Tekstslide
Hoe zie je dat een kracht werkt of heeft gewerkt;
a Op de elastiek bij de jongen ?
b Op de polsstok ? c) Op de auto ?
Slide 12 - Tekstslide
Voorkennis
Bij een wedstrijd armpjedrukken kunnen de twee tegenstanders elkaar lang in evenwicht houden. Ook al drukken ze zo hard ze kunnen, hun handen komen niet in beweging. Zolang de kracht naar links even groot is als de kracht naar rechts, verandert er niets.
Slide 13 - Tekstslide
De zwaartekracht is even groot als de veerkracht.
De krachten heffen elkaar op omdat ze tegenwerken en even groot zijn.
De tas hangt dus stil.
Slide 14 - Tekstslide
Verschillende krachtmeters. Hoe stugger de veer, des te groter de kracht die je kan meten is.
Slide 15 - Tekstslide
Kracht en uitrekking
Het verband tussen de kracht en
uitrekking bij een veer is
rechtevenredig.
D.w.z; 2 keer meer kracht,
dan ook 2 keer meer
uitrekking.
Slide 16 - Tekstslide
Grafiek
Je krijgt een rechte lijn door de
oorsprong. Deze lijn zegt iets
over de stugheid van de veer.
Slide 17 - Tekstslide
Veerconstante formule
C=uF
C = veerconstante
(N/m)
F = kracht
(N)
u = uitrekafstand
(m )
Slide 18 - Tekstslide
Normaalkracht
De normaalkracht is de kracht van de ondergrond op het voorwerp.
Bi Bij evenwicht is de zwaartekracht gelijk gelijk aan de normaalkracht.
FZ=FN
Slide 19 - Tekstslide
De resultante bepalen
De resultante is de optelsom van alle krachten, ookwel nettokracht of somkracht genoemd.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Les 2 werktuigen en constructies
Slide 23 - Tekstslide
Moment
Moment van een kracht = de draaineiging van een kracht.
Bijvoorbeeld een scheef hangend schilderij
Slide 24 - Tekstslide
Moment
Moment heeft ook een richting.
De richtingen zijn linksom of rechtsom.
Linksom = tegen de klok in.
Rechtsom = met de klok mee.
Op het moment van loslaten draait het schilderij met de klok mee,dus het moment is rechtsom.
Slide 25 - Tekstslide
Moment van een kracht
linksom rechtsom
evenwicht
Slide 26 - Tekstslide
moment = grootte van kracht x lengte van arm
Kracht is in newton
Lengte van arm is in meter
Moment is in newton meter
Soms wordt er voor de lengte van de arm een ander symbool gebruikt:
l of d
of
M=F⋅r
M=F⋅l
M=F⋅d
Slide 27 - Tekstslide
Momentenwet (hefboomwet)
Een hefboom is in evenwicht, als de som van de momenten linksom gelijk is aan de som van de momenten rechtsom.