Bs. 5 Transport door membranen

Bs. 5 Transport door membranen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Bs. 5 Transport door membranen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
Terugblik
Leerdoelen
Bs. 5

Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een polaire stof en een apolaire stof?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit dat spiercellen meer mitochondriën bezitten dan huidcellen.

Slide 4 - Open vraag

Mitochondriën leveren energie (ATP) voor de cel. Spiercellen zijn actiever dan huidcellen en hebben daardoor meer energie nodig.
Het golgisysteem ligt dicht tegen het celmembraan aan.
Waarom is dit een gunstige ligging voor dit organel?

Slide 5 - Open vraag

Het golgisysteem snoert eiwitten in blaasjes af, die vaak de cel verlaten. Voor de afgifte van eiwitten is de ligging van het golgisysteem dicht tegen het celmembraan aan daardoor gunstig.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Amylase is een enzym dat zetmeel afbreekt. Cellen in de speekselklieren produceren amylase en geven dit enzym via een afvoerbuisje af.
Maken de ribosomen die vrij in het cytoplasma voorkomen amylase, of gebeurt dit door de ribosomen die zijn gebonden aan het endoplasmatisch reticulum? Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Open vraag

De ribosomen die zijn gebonden aan het endoplasmatisch reticulum maken amylase. Nadat amylase is gemaakt, gaat dit enzym via het endoplasmatisch reticulum in blaasjes naar het golgisysteem. Daar wordt amylase bewerkt en in blaasjes afgevoerd naar het celmembraan. De blaasjes versmelten met het celmembraan en amylase wordt buiten de cel afgegeven.
In welke cellen is het cytoskelet belangrijker voor het handhaven van de vorm: in plantaardige cellen of in dierlijke cellen? Leg je antwoord uit.

Slide 8 - Open vraag

Het cytoskelet is belangrijker voor het handhaven van de vorm in dierlijke cellen. Plant-aardige cellen hebben om hun celmembraan een stevige celwand die de vorm van de cel bepaalt.
Het MELAS-syndroom is een mitochondriale ziekte, waarbij de mitochondriën niet meer goed functioneren. Dit leidt bij patiënten vaak tot problemen in het functioneren van de hersenen en spieren.
Waardoor functioneren juist deze organen niet goed?

Slide 9 - Open vraag

Deze organen gebruiken heel veel energie. Wanneer de mitochondriën niet goed functioneren, krijgen deze organen niet voldoende energie.
Leerdoelen
Je kunt de concentratie van een oplossing berekenen

Je kunt uitleggen wat diffusie en osmose is en toelichten welke rol osmose speelt bij stevigheid van planten

Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel)membranen plaatsvindt

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Membraan
Dubbele fosfolipide laag

Apolaire stoffen: vetten, O2, CO2 en N2 
-> makkelijke doorheen

Polaire stoffen niet
(ionen, eiwitten, water)
-> speciale eiwitten

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diffusie
Verplaatsing van een stof van een plaats met hoge concentratie naar een plaats met lage concentratie
Homogene verdeling

Gasvormig of vloeibaar

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Membraan
Permeabel membraan

- membraan met poriën
- doorlatend voor de stoffen die kleiner zijn dan de poriën

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Osmose
Semipermeabel of selectief permeabel
- Kleine moleculen wel, grote niet

Osmose:  diffusie van water door semipermeabel membraan (hoge concentratie water moleculen -> lage concentratie water)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Osmotsiche waarde



Opgeloste deeltjes per volume eenheid

Hoe meer deeltjes (aantal deeltjes) in een oplossing, hoe hoger de osmotische waarde

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Concentratie
De hoeveelheid opgeloste stof in een bepaalde hoeveelheid oplosmiddel
Oplossing: oplosmiddel en opgeloste stof(fen)
(g/L)  of %
Concentratie van een stof kan je berekenen
Infuus 9% keukenzout

9 gram zout oplossen in 991 gram water -> 1000 gram

Concentratie
(9 / 1000) * 100% = 0,9 %


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Rosalie lost 6 g keukenzout en 4 g suiker op in 40 g water.
Hoe groot is de zoutconcentratie die ze krijgt en hoe groot de suikerconcentratie?

Even voor jezelf doen


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Het totale gewicht van de oplossing is 6 + 4 + 40 = 50 g. De zoutconcentratie is dan (6 / 50) × 100% = 12%. De suikerconcentratie is (4 / 50) × 100% = 8%.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag

Opdrachten 77 t/m 82
blz 51

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Membranen
Celmembranen en membranen van organellen
-> Semipermeabel

Transport van stoffen door diffusie en osmose + speciale eiwitten

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Osmose dierlijke cellen

Slide 21 - Tekstslide

Water vergiftiging
Osmose plantaardige cellen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Osmose plantaardige cellen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Passieftransport

Transport van stoffen van een hoge concentratie naar een lage concentratie -> Geen energie nodig
Diffusie en Osmose

Transportkanaaltje


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transport eiwitten
Binden zich aan specifieke moleculen en transporteren ze
- glucose moleculen
- één soort molecuul -> specifiek voor bepaalde stof

Hoe meer transporteiwitten in het membraan -> hoe sneller de diffusie
Van hoge concentratie -> naar lage concentratie = passief

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transport eiwitten

Actief transport -> Van lage concentratie naar hoge concentratie
Energie nodig (ATP)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Practicum: Plasmolyse
Wat gebeurt er met cellen van een rode ui in een hypertone zoutoplossing?

Eerst preparaat maken buitenste rode vliesje 
Vacuolen zoeken die rood gekleurd zijn
Verder de stappen volgen van het voorschrift

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Thema 1 Bs. 5

Opdrachten 77 t/m 82
blz 51 

Opdrachten 83 t/m 92

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies