Fase 2, periode 1 niveau 2 les 1 woordenschat

Fase 2
niveau 2, periode 1  woordenschat
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Fase 2
niveau 2, periode 1  woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

licentie
StartTaal online
12 maanden 2F

Slide 2 - Tekstslide

woordenschat
In deze les:
- maak je kennis met lastige woorden zoals:
afbakenen / analyseren / circa / circuleren / competent / de accijns / de anekdote / de fractie / de interruptie / fundamenteel / het departement / het overwicht
- ken je de betekenis van minimaal 3 van deze woorden
- weet je wat een synoniem is en kun je voorbeelden noemen van synoniemen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Synoniemen
2 verschillende woorden die (bijna) hetzelfde betekenen. 

rekening - factuur
duo- tweetal


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Frank Rijkaard

Slide 7 - Woordweb

Subjectief
Complex
Variabel
Ingewikkeld
eigen mening, persoonlijk
Niet steeds hetzelfde

Slide 8 - Sleepvraag

Wat betekent het woord 'analyseren'?
A
iets exact opmeten
B
begrijpen van iets door het grondig te onderzoeken.
C
zoeken naar een oplossing
D
het uitrekenen van een lastige som

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'competitie'?
A
Een samenwerking tussen verschillende deelnemers
B
Een feest met verschillende deelnemers
C
Een discussie tussen verschillende deelnemers
D
Een wedstrijd tussen verschillende deelnemers

Slide 10 - Quizvraag

constateren
Pretenderen
Iets vaststellen
Iets beweren

Slide 11 - Sleepvraag

een taak of bevoegdheid aan iemand overdragen
A
autoritair
B
commercieel
C
delegeren
D
beleggen

Slide 12 - Quizvraag

Zelfstandig aan het werk
Starttaal--> woordenschat betekenis
Taalverzorging -->  Woordenschat --> betekenissen -->opdracht 1 maken 
- Woordenschat contexten:
Taalverzorging --> Woordenschat --> contexten -->opdracht 1 t/m 4

Slide 13 - Tekstslide

Doelen bereikt?
- samen checken of de drie doelen bereikt zijn
- Schrijf op een post-it 2 lastige woorden op uit de les en verwerk de woorden in een zin.

Slide 14 - Tekstslide