Ziektbeelden Hormoonstel

Hormoonstelsel
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Hormoonstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Welke organen behoren tot het hormoonstel?
A
Hypofyse
B
Nieren
C
Lever
D
Alvleesklier

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welk orgaan mis je bij dit plaatje van het hormoonstelsel
A
Bijnieren
B
Thymus
C
Pancreas
D
Eierstokken

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een endocriene klier (interne secretie) en een exocriene klier(externe secretie) ? 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de functie van receptoren in ons lichaam? 
Hormonen hebben pas effect wanneer zij gebonden worden aan specifieke ontvangers oftewel receptoren. Deze komen overal in het lichaam voor.
 
Voor het schildklierstimulerend hormoon komen alleen maar receptoren voor op de cellen van de schilklier (het zogenaamde doelwitorgaan).
     Andere hormonen hebben receptoren door het hele lichaam heen, zoals adrenaline en insuline.

Slide 7 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met een ‘doelwitorgaan’?
Het orgaan waar de receptoren liggen voor een bepaald hormoon, dus de schildklier voor het schildklierstimulerend hormoon.

Slide 8 - Tekstslide

Negatieve feedback/terugkoppeling
  • De concentratie van een hormoon in het bloed bepaald welk effect een    hormoon heeft op het lichaam.
  • De concentratie van het hormoon wordt geregeld door een regelkring.
  • De regelkring zorgt ervoor dat er meer hormoon wordt aangemaakt als de hormoonconcentratie in het bloed te laag of te hoog is
  • Negatieve en positieve feedback

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Schildklier

Slide 13 - Tekstslide

Schildklierhormonen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Thymus
De thymus zorgt voor de ontwikkeling van lymfocyten tot T-lymfocyten, die gevoelig zijn voor een bepaald antigeen; het zorgt voor de eliminatie van ongewenste autoreactieve klonen, ofwel T-lymfocyten die op lichaamseigen epitopen passen. Daarnaast produceert het hormonen (onder andere thymosine) die de groei en het afweersysteem stimuleren.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

ADH = antidiuretisch hormoon
ADH = antidiuretisch hormoon 
  • Remt via de nieren de urineproductie; 
  • Het zorgt voor terugresorptie van water uit de nierbuisjes, wat een afname van de urinelozing tot gevolg heeft.
  • Prikkel bij verhoging zoutconcentratie van het bloed en daling van de bloeddruk bij bijvoorbeeld bloedverlies

Slide 19 - Tekstslide

Oxytocine
Vrouw: dit hormoon zorgt tijdens de borstvoeding voor de samentrekking van de spiercellen rondom de melkgangen.


Man: dit hormoon zorgt tijdens de zaadlozing voor samentrekkingen van de zaadleider.


Slide 20 - Tekstslide

Prolactine
Prolactine stimuleert de ontwikkeling van de borstklieren en de productie van melk in de borstklieren na de bevalling.

 

Slide 21 - Tekstslide

Groeihormoon
Het groeihormoon bevordert de aanmaak 
van eiwitten en de groei.
De eiwitsynthese bevordert de ontwikkeling 
van spierweefsel.
Het groeihormoon stimuleert ook de lengtegroei doordat het de groeischijven activeert. Een tekort aan dit hormoon veroorzaakt dwerggroei; een teveel reuzengroei.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Diabetes mellitus
Alvleesklier: zorgt voor de aanmaak van insuline
Bij te veel glucose in het bloed wordt dit afgebroken door insuline
Bij diabetes maakt het lichaam te weinig diabetes aan of is het lichaam minder gevoelig geworden voor insuline. Hierdoor hoopt het glucose op in het bloed.
Diabetes mellitus type I
Diabetes mellitus type II
Zwangerschapsdiabetes

Slide 25 - Tekstslide

Hormonen in de schildklier
Schildklier maakt twee hormonen aan: 
T4 = Thyroxine
T3 = tri-joodthyronine
Beide hormonen zijn belangrijk 
voor de stofwisseling.
Schildklier wordt aangestuurd 
door TSH = thyroïdstimulerend hormoon, 
dat in de hypofyse wordt aangemaakt

Slide 26 - Tekstslide

Hypothyreoïdie
Te traag werkende schildklier, dus te weinig aanmaak van het hormoon.
Oorzaak: 
  • Ziekte van Hashimoto = auto-immuunziekte waarbij antistoffen de schildklier beschadigen.
  • Operatief verwijderen van de schildklier en een te kort aan   jodium

Slide 27 - Tekstslide

Congenitale hypothyreoïdie
Deze vorm komt voor bij pasgeboren baby's. Zij maken onvoldoende schildklierhormoon aan.
onbehandelde CE kan leiden tot een motorische of verstandelijke 

Slide 28 - Tekstslide

Hyperthyreoïdie
Dit is de medisch term voor een te snel werkende schildklier. De schildklier maat te veel hormonen aan.
Oorzaken:
  • Door de ziekte van Graves = een auto-immuunziekte waarbij het lichaam antistoffen aanmaakt. Deze antistoffen kunnen een vergroting en versnelde werking van de schildklier veroorzaken = Struma
  • Komt meestal voor bij vrouwen en is erfelijk.
  • Door ontsteking (thyreoïditis)
  • Blootstelling aan giftige stoffen of straling
  • Afwijking aan de hypofyse

Slide 29 - Tekstslide

Groeien door hormonen
Lengtegroei wordt beïnvloed door 3 hormonen:
  • Schildklierhormoon
  • Groeihormoon (GH)
  • Geslachtshormoon
Oorzaken:
  • Groeihormoondeficiëntie (te weinig aanmaak van het groeihormoon
  • Groeihormoon resistentie (het lichaam wordt ongevoelig voor het hormoon

Slide 30 - Tekstslide

G

Slide 31 - Tekstslide

Metaboolsyndroom
Het metaboolsyndroom is niet één bepaalde aandoening. Het is een combinatie  van symptomen die met elkaar in verband staan. 
Verhoogd risico op hart-en vaatziekten en diabetes type 2

Slide 32 - Tekstslide

Hyperlipidemie
In het bloed zitten diverse vetten: 
Triglyceriden
                                = Lipiden
Cholesterol
goede cholesterol = HDL
slechte cholesterol = LDL
Te hoog gehalte aan LDL en triglyceriden = Hyperlipidemie

Slide 33 - Tekstslide