In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.
Onderdelen in deze les
1.1
Industriële revolutie
Slide 1 - Tekstslide
Waar denk je aan bij het begrip 'Industriële Revolutie'?
Slide 2 - Woordweb
Het dagelijks leven vóór de industriële revolutie
Slide 3 - Tekstslide
Britse boeren kunnen meer eten produceren.
Meer eten = meer geld = meer grond voor rijke boeren.
Meer eten = ook meer kleding nodig = arme boeren werken in de huisnijverheid.
Slide 4 - Tekstslide
Industriële revolutie
Vanaf 1750 in Engeland
Vanaf 1850 in NL.
Op een gegeven moment is de vraag naar bijv. lakens hoger dan het aanbod. Er moet dus iets veranderen om werk sneller te maken ....
Slide 5 - Tekstslide
De industriële revolutie begin in ................................ We zeggen ook wel dat op dat moment de ......................................... begint door de ...................................... van de landbouw en huisnijverheid.
Wind, water en stoom zijn voorbeelden van ...............................
De basis van de ............................... was de ............................................
Engeland
moderne tijd
mechanisatie
energiebronnen
industrie
stoommachine
Slide 6 - Sleepvraag
Slide 7 - Video
Slide 8 - Video
Welk antwoord hoort er niet bij?
A
Stoommachines waren van hout.
B
Stoommachines zorgen voor een snellere productie.
C
Zonder steenkolen geen stoommachines.
D
Een gevolg van de stoommachines zijn fabrieken.
Slide 9 - Quizvraag
De industriële revolutie begin in ................................ We zeggen ook wel dat op dat moment de ......................................... begint door de ...................................... van de landbouw en huisnijverheid.
Wind, water en stoom zijn voorbeelden van ...............................
De basis van de ............................... was de ............................................
Engeland
moderne tijd
mechanisatie
energiebronnen
industrie
stoommachine
Slide 10 - Sleepvraag
Slide 11 - Video
00:56
Waarom zijn verbeteringen in de landbouw nodig voor een industriële revolutie?
Slide 12 - Open vraag
02:17
Waarvoor werden stoommachines allemaal gebruikt?
Slide 13 - Open vraag
Uitvindingen in de 19e eeuw
Met de industrialisatie komen ook nieuwe uitvindingen.
Sommigen zijn nog steeds in gebruik!
Aardolie als energiebron.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
2.1 De sociale kwestie
Waarom trekken mensen naar de steden?
De Industriële Samenleving
Klassenmaatschappij
Slide 16 - Tekstslide
Nakijken opdracht 1:
De 19e eeuw staat bekend als de tijd van burgers en stoommachines. De samenleving veranderd grondig door de industriële revolutie. Het eerst gebeurde dit in Engeland/1750. Er waren drie oorzaken: hogere opbrengsten in de landbouw, de uitvinding van nieuwe machines en de groei van de industrie.
Nakijken opdracht 2:
A: De IR begon in Groot-Brittannië rond 1750.
B: Uitvinders waren erg belangrijk voor de mechanisatie.
D: Aardolie is een energiebron.
G: Door de stoommachine nam de productie toe.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Hoe heet het als er heel veel mensen naar de fabrieken verhuizen en er zo nieuwe steden ontstaan?
Slide 20 - Open vraag
'Een bewolkte grijze hemel veroorzaakt door duizenden altijd rokende schoorstenen'
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Kenmerken Industriële samenleving
Meer mensen in stad dan op platteland.
Meeste werk in industrie en dienstensector (ook door handel en transport).
Veel rook, viezigheid en fabrieken.
Kleine appartement complexen bij fabrieken, maar ook woningtekort.
Slechte leef en werkomstandigheden.
Ziektes.
Groot verschil arm en rijk.
Slide 23 - Tekstslide
Wat hoort niet bij de klassensamenleving in de 19e en 20e eeuw?
A
Grote groepen wonen dicht op elkaar.
B
Grote armoede onder arbeiders.
C
Grote (en groeiende) rijkdom onder burgers.
D
Klasse hing af van geboorte.
Slide 24 - Quizvraag
4.2 De sociale kwestie
Werkgever en werknemer
Kinderarbeid
Sociale wetten
Opdracht
Slide 25 - Tekstslide
Stelling: Er is in de fabrieken van de 19 eeuw een persoonlijke band tussen werkgever en werknemer.
Slide 26 - Open vraag
Kinderarbeid is heel gewoon
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Waarom moet er iets veranderen in de leef- en arbeidsomstandigheden?
Slide 29 - Woordweb
Hoe komen er veranderingen?
Arbeiders richten vakbonden op die opkomen voor hun belangen.
Ontstaan van politieke partijen die opkomen voor belangen.
Invoering sociale wetten: Verbod op nachtarbeid (vrouwen en kinderen tot 16jr), uitkeringen, kortere werkdagen, eisen voor woningbouw.
Slide 30 - Tekstslide
Volgende week:
Maak de praktische opdracht over een dag in het leven van een arbeider. Deze is voor punt dus houd je aan de gestelde eisen. Opdracht staat in SOM.