5-4

5-4
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

5-4

Slide 1 - Tekstslide

1.4 Op de markt.

1.4 
Op de markt

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze paragraaf...

- kan je uitleggen dat de vraag naar producten bepaalt hoeveel er verkocht wordt.
- kan je vertellen van wie het aanbod van producten komt.
je uitleggen dat de markt van een product bestaat uit alle vraag en aanbod.
- kun je met voorbeelden uitleggen wat marketing is.



Slide 3 - Tekstslide

Wie willen het kopen?

Als er vraag is naar een product dan wil iemand het product graag 'hebben'. 

Vraag is alles wat mensen willen kopen.

Slide 4 - Tekstslide

Wie bieden he te koop aan?
Als jij iets wil kopen moet het aangeboden worden door de verkoper. 

Aanbod is alles wat producenten te koop aanbieden.

Slide 5 - Tekstslide

Concurrenten
Bedrijven die dezelfde soort producten aanbieden. 

Omdat ze willen dat je voor hen kiest , proberen bedrijven aantrekkelijker te zijn dan hun concurrenten.

Slide 6 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het woord 'markt'?

Slide 7 - Woordweb

Een markt voor elk product


Bij economie is een markt het totaal van alle vraag naar en aanbod van een product. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Wat is marketing?

Slide 11 - Woordweb

timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Als de VRAAG naar een product toeneemt, gaat de prijs
A
Stijgen
B
Dalen

Slide 13 - Quizvraag

Als het aanbod van een product toeneemt, gaat de prijs
A
Stijgen
B
Dalen

Slide 14 - Quizvraag

1.3 Wat wordt de prijs

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan voor een winkelier de verkoopprijs berekenen.
  • Je kan uitleggen wat belasting en btw zijn en weet je waarom btw een indirecte belasting is.


  • Je kan de consumentenprijs berekenen.
  • Je kan vanuit de consumentenprijs terugrekenen naar de prijs exclusief btw.







Slide 16 - Tekstslide

Brutowinstopslag
  • Inkoopprijs: Prijs die een winkelier betaald voor een product
    - Fiets ingekocht voor €950,-
    - Kosten (bedrijfskosten) moeten ook worden terugverdiend
    - Fiets verkopen voor €1.375,-

  • Brutowinstopslag: Bedrag dat een winkelier bij de inkoopprijs optelt voor zijn kosten en winst

Slide 17 - Tekstslide

Verkoopprijs
  • Zodra een winkelier de inkoopprijs en brutowinstopslag weet kan hij de verkoopprijs berekenen!

  • Formule:
  • Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag

Slide 18 - Tekstslide

Verkoopprijs
  • Majid bestelt bij de groothandel een bank die hij in zijn eigen meubelzaak gaat verkopen. De inkoopprijs is € 640. Majid rekent met een brutowinstopslag van 45% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?
  • Stap 1 Bereken de brutowinstopslag.
  • 45% van € 640 = 45 ÷ 100 × € 640 = 0,45 × € 640 = € 288


  • Stap 2 Tel de brutowinstopslag op bij de inkoopprijs. De verkoopprijs wordt: € 640 + € 288 = € 928


Slide 19 - Tekstslide

Bob bestelt een nieuwe tv om te verkopen in zijn winkel. De inkoopprijs is € 1150. Majid rekent met een brutowinstopslag van 38% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?
(Formule: Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag)

Slide 20 - Open vraag

BTW
  • Over vrijwel alles wat je koopt betaal je belasting: BTW
    - Belasting toegevoegde waarde

  • Meestal 21% btw op producten
  • Levensmiddelen, boeken en medicijnen maar 9%

Slide 21 - Tekstslide

BTW
  1. De winkelier doet de btw bij de verkoopprijs
  2. De consument betaalt de btw aan de winkel
  3. De winkel moet die btw weer afstaan aan de Belastingdienst
  4. Via een omweg betaal je dus (indirect) belasting aan de overheid

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
Paragraaf 1.3
Opdracht 1 t/m 5

Slide 23 - Tekstslide

Consumentenprijs
  • De prijs die je uiteindelijk betaald voor een product is de verkoopprijs + btw

  • Verkoopprijsinkoopprijs + brutowinstopslag
  • Btw = btw : 100 x verkoopprijs 

  • Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw

Slide 24 - Tekstslide

Zonder BTW berekenen
  • T-Shirt van €18,15 inclusief 21% BTW
  • Prijs zonder BTW

  • €18,15 bestaat uit 2 onderdelen
    - Verkoopprijs = 100%
    - BTW = 21%
  • €18,15 = 100% + 21% = 121%

Slide 25 - Tekstslide

Zonder BTW berekenen (21%)
  • €18,15 = 100% + 21% = 121%

  • Eerst terugrekenen naar 1%
    - €18,15 : 121 = €0.15
    - 1% = €0,15 
  • Van 1% terugrekenen naar BTW: €0,15 x 21 = €3,15
  • Verkoopprijs = €18,15 - €3,15 = €15,-

Slide 26 - Tekstslide

Zonder BTW berekenen (9%)
  • €18,15 = 100% + 9% = 109%

  • Eerst terugrekenen naar 1%
    - €18,15 : 109 = €0.17
    - 1% = €0,17
  • Van 1% terugrekenen naar BTW: €0,17 x 9 = €1.53
  • Verkoopprijs = €18,15 - €1.53 = €16,62,-

Slide 27 - Tekstslide

Berekeningen
  • Afschrijving per jaar = aanschafprijs ÷ aantal gebruiksjaren 
  • Omzet = afzet × verkoopprijs
  • Brutowinst = omzet – inkoopwaarde
  • Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten
  • Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
  • Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw
  • Brutowinstopslag/Btw = % van inkoopprijs of verkoopprijs

Slide 28 - Tekstslide