In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Welkom
2 MAVO/HAVO
Hoofdstuk 5
Wat levert het op?
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Herhaling
Lesdoelen
Theorie 5.3
Aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
Majid bestelt bij de groothandel een bank die hij in zijn eigen meubelzaak gaat verkopen. De inkoopprijs is € 570. Majid berekent een brutowinstopslag van 45% van de inkoopprijs. Wat is de verkoopprijs van deze bank?
Inkoopprijs € 570 100%
Brutowinstopslag + € + 45%
Verkoopprijs € 145%
Slide 3 - Tekstslide
Majid bestelt bij de groothandel een bank die hij in zijn eigen meubelzaak gaat verkopen. De inkoopprijs is € 570. Majid berekent een brutowinstopslag van 45% van de inkoopprijs. Wat is de verkoopprijs van deze bank?
Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat BTW is, wat een indirecte belasting inhoudt en hoe je consumentenprijzen inclusief en exclusief BTW kunt uitrekenen.
Slide 5 - Tekstslide
Wat weet je al over BTW en Consumentenprijzen?
Slide 6 - Woordweb
Wat is BTW?
BTW staat voor Belasting Toegevoegde Waarde en is een belasting die wordt geheven op de verkoop van goederen en diensten.
Slide 7 - Tekstslide
Indirecte belasting
BTW is een voorbeeld van een indirecte belasting, wat betekent dat het wordt betaald door de eindgebruiker en niet direct door de producent.
Slide 8 - Tekstslide
Directe / Indirecte belasting
Slide 9 - Tekstslide
Uitrekenen van consumentenprijs
De consumentenprijs is de prijs die de consument betaalt voor een product of dienst. Om de consumentenprijs te berekenen, moet je de verkoopprijs van het product of de dienst plus de BTW berekenen.
Slide 10 - Tekstslide
Inclusief en exclusief BTW
Er zijn twee soorten prijzen: prijzen inclusief BTW en prijzen exclusief BTW.
Een prijs inclusief BTW is de prijs die de consument betaalt, terwijl een prijs exclusief BTW de prijs is zonder de belasting.
Slide 11 - Tekstslide
BTW-tarief
Er zijn verschillende BTW-tarieven, afhankelijk van het soort product of dienst. In Nederland zijn er drie tarieven: 0% (voor bijvoorbeeld groente en fruit), 9% (voor bijvoorbeeld boeken en fietsen) en 21% (voor bijvoorbeeld elektronica en kleding).
Slide 12 - Tekstslide
Uitrekenen van BTW
Om de BTW te berekenen, vermenigvuldig je de inkoopprijs met het BTW-tarief. Bijvoorbeeld, als het BTW-tarief 21% is en de inkoopprijs €100 is, dan is de BTW €21.
Slide 13 - Tekstslide
Samenvatting
Je hebt nu geleerd wat BTW is, wat een indirecte belasting inhoudt, hoe je de consumentenprijs kunt uitrekenen en hoe je BTW kunt berekenen. Goed gedaan!
Slide 14 - Tekstslide
Zelf aan het werk
Maak paragraaf 5.3
Klaar? Verder met de rekenopgaven
Slide 15 - Tekstslide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 16 - Open vraag
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 17 - Open vraag
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.