G1A workshop zinsdelen

Welke vragen over zinsdelen heb je op dit moment?
1 / 35
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke vragen over zinsdelen heb je op dit moment?

Slide 1 - Woordweb

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de pv?

Slide 3 - Woordweb

Wat is de pv in de zin: Hoeveel cadeautjes heb jij gekregen?

Slide 4 - Open vraag

Persoonsvorm 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het wg?

Slide 6 - Woordweb

Werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Tekstslide

Noteer pv en wg: Vorige week vergaten mijn ouders een bos bloemen voor oma te kopen.

Slide 8 - Open vraag

zinsdelen

Slide 9 - Tekstslide

Maak zelf een zo lang mogelijk zinsdeel. Voorbeeld: dat kleine blauwe roestige autootje

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Hak | de volgende zin | in stukjes: In warme zomervakanties lig ik graag met een boek bij het zwembad

Slide 12 - Open vraag

welke rollen kan een werkwoord uitdelen?

Slide 13 - Woordweb

De rollen - het onderwerp
  • Het werkwoord is de baas in de zin en deelt 1, 2 of 3 rollen uit
  • Rol 1 is het onderwerp (o), degene die iets doet. 
  • Het onderwerp hoort altijd bij de pv!
  • Vraag je af: wie/wat + pv?
  • Je kunt ook het getal van de zin veranderen om het onderwerp te vinden: de jongen fietst --> de jongens fietsen

Slide 14 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
  • Rol 2 is het lijdend voorwerp (lv), dat/diegene die de handeling ondergaat. 
  • Vraag je af: wat/wie + pv + o?
  • Kijk goed: is de persoonsvorm een werkwoord dat 2 rollen uit kan delen? 
  • Een lv begint nooit met een voorzetsel!

Slide 15 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp
  • Rol 3 is het meewerkend voorwerp (mv): de ontvanger
  • geven (overhandigen, sturen, bezorgen, ...)
  • communiceren (schrijven, vertellen, appen, ...)
  • Het mv herken je soms aan: aan, voor, bij, tegen
  • Je kunt de vraag stellen: aan wie/voor wie?

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel rollen zitten er in deze zin? Mijn moeder schrijft al jaren de allerbeste jeugdboeken.
A
1
B
2
C
3

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel rollen zitten er in deze zin? Je moet me echt geen advies over deze kwestie geven!
A
1
B
2
C
3

Slide 18 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling
  • 'De prullenbak' van zinsontleding: de zinsdelen die overblijven als je de andere zinsdelen hebt bepaald.
  • Het gaat vaak om tijd en om plaats
  • Stel jezelf dus de volgende vragen: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee, waarheen?

Slide 19 - Tekstslide

Noteer de bwb's (gebruik komma's): Vroeger wilde ik altijd koekjes stelen uit de grote koektrommel in de keuken.

Slide 20 - Open vraag

Hij gaat volgende week vast wel [met zijn moeder] naar de dierentuin.
A
mv
B
lv
C
o
D
bwb

Slide 21 - Quizvraag

[Klagende klanten] sturen we nooit een kortingsboekje.
A
mv
B
lv
C
o
D
bwb

Slide 22 - Quizvraag

We poetsen [de glazen] tot ze blinkend schoon zijn.
A
mv
B
lv
C
o
D
bwb

Slide 23 - Quizvraag

[De glazen] worden gepoetst tot ze blinkend schoon zijn
A
mv
B
lv
C
o
D
bwb

Slide 24 - Quizvraag

Welke uitspraak is op jou van toepassing?
A
Ik snap alles
B
Ik snap bijna alles
C
Ik ben op de goede weg
D
Ik vind het nog best lastig

Slide 25 - Quizvraag

Wat weet je nog over het naamwoordelijk gezegde?

Slide 26 - Woordweb

Het naamwoordelijk gezegde
Iets doen: werkwoordelijk gezegde, wat het onderwerp doet
Iets zijn: naamwoordelijk gezegde, wat het onderwerp is
  • Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een naamwoordelijk en een werkwoordelijk deel.
  • Het werkwoordelijk deel is altijd een koppelwerkwoord: ZWoBBeLS!
  • In een zin met een ng zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

NG
WG
We nemen naar haar verjaardag allemaal iets lekkers mee
Hij is altijd een goede dokter gebleven
Dat lijkt me een goed idee
Ik blijf hier wachten
Zij is ballerina geworden

Slide 29 - Sleepvraag

Slide 30 - Tekstslide

Volg het stappenplan. Ontleed deze zin (op papier): Volgens mijn broertjes is die grote truck heel hard door dat hek gereden.

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Volg het stappenplan. Ontleed deze zin (op papier): Achteraf bleek de zomervakantiequiz voor veel werkers een grote uitdaging

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Welke vragen heb je nog?

Slide 35 - Open vraag