Ma 20 dec. enkelvoudige en samengestelde zinnen en voegwoorden

wat zijn samengestelde zinnen?
1 / 34
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

wat zijn samengestelde zinnen?

Slide 1 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

zinnen met meerdere pv's noemen we:
A
moeilijke zinnen
B
lange zinnen
C
samengestelde zinnen
D
zinnen met werkwoorden

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen hebben twee of meer persoonsvormen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Samengestelde zinnen --> zijn zinnen met meer dan 1 persoonsvorm
Welke soorten zinnen bestaan er?
A
Hoofdzinnen en bijzinnen
B
zinnen
C
Gewone zinnen en samengestelde zinnen
D
geen idee

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

En, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus
zijn:
A
samengestelde zinnen
B
voegwoorden

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor zin is dit?

Marlies koopt sieraden. Julia koopt nieuwe schoenen.
A
twee losse zinnen
B
samengestelde zin

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor zin is dit?

Lieke gaat naar de stad en Isis blijft thuis.
A
twee losse zinnen
B
samengestelde zin

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de stelling waar?

Je vindt de persoonsvorm in samengestelde zinnen met de tijdproef.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je samengestelde zinnen?
A
Door meerdere persoonsvormen en een of meerdere voegwoorden
B
Door één persoonsvorm en géén voegwoord

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor zin is dit?

Omdat mijn fietsband lek is, loop ik naar huis.
A
twee losse zinnen
B
samengestelde zin

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zie je?

Marloes neemt drinken mee. Levi zorgt voor de broodjes.
A
2 losse zinnen
B
1 samengestelde zin

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staat er in elke zin een voegwoord?
A
Ja, die staat in alle zinnen.
B
Nee, alleen in een samengestelde zin.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor zin is dit?

Ik heb de bus gemist. Nu moet ik wachten.
A
twee losse zinnen
B
samengestelde zin

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a) Je kunt ten allen tijde bij je mentor studieadvies vragen.
b) Linde krijgt een nieuwe fiets en een nieuwe iPhone.
A
a en b zijn enkelvoudige zinnen
B
alleen a is een samengestelde zin
C
alleen b is een samengestelde zin
D
a en b zijn samengestelde zinnen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer zet je geen komma?
A
Voor bepaalde voegwoorden.
B
Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden.
C
Tussen twee delen van sommige samengestelde zinnen.
D
Voor 'en' in de opsomming.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waaruit kan een samengestelde zin bestaan?
A
hoofzin en bijzin
B
zinnen
C
geen idee
D
een of meerdere hoofdzinnen en/of een of meerdere bijzinnen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De twee zinnen in een samengestelde zin worden meestal verbonden met...
11
A
een werkwoord
B
een lidwoord
C
een voegwoord
D
een zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zie je?

In de stortregen zoeken de scholieren een bushokje, zodat ze kunnen schuilen.
A
2 losse zinnen
B
1 samengestelde zin

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor zin is dit?

Ik zit op de bank, terwijl ik mijn huiswerk maak.
A
twee losse zinnen
B
samengestelde zin

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je samengestelde zinnen maakt ...
A
Gebruik je een puntkomma.
B
Gebruik je een dubbele punt.
C
Gebruik je verbindingswoorden.
D
Gebruik je signaalwoorden.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een samengestelde zin?
A
Woorden die samengevoegd zijn
B
Een zin met meer dan 1 persoonsvorm
C
Zinnen die bij elkaar staan

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
A
Nu is een selfie in een seconde gepiept, maar is het resultaat daarom minder waard?
B
Tijdens het Museumweekend presenteerde de organisatie het allereersteSelfiemuseum.
C
Geen van beide

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp (mv)
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel. 

Dit zinsdeel geeft aan voor wie iets bestemd is. 

Meewerkend voorwerp (mv)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp met aan
Het meewerkend voorwerp kan ook beginnen met aan dat geeft aan dat iemand iets ontvangt.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

meewerkend voorwerp
Het meisje
elke dag
brengt
haar paard
hooi.

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik help hem.
Ik zie haar.
Wij geven jullie iets.
Heb je hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

meewerkend voorwerp
Het meisje
al
had
de uitnodigingen voor het feest
aan de hele klas
gegeven.

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

meewerkend voorwerp
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn broer timmert zijn eigen tafel
Ik zag jou.
De zorg biedt nu extra hulp aan ouderen
Heeft hij hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

meewerkend voorwerp
Klas 2D
chocola.
geeft
mevrouw Rosink

Slide 32 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

meewerkend voorwerp
Haar moeder
een lange preek.
gaf
haar

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor ma 20 dec
Leren blz. 138 het meewerkend voorwerp ( MV)

Leren blz. 139 Enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen
Maken opdr. 2 t/m 5



Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies