VTZH les 5 - circulatiestelsel

VTZH les 5 - circulatiestelsel
oefenen met je kennis
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

VTZH les 5 - circulatiestelsel
oefenen met je kennis

Slide 1 - Tekstslide

Anatomie en fysiologie
Om ziekten van het hart goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om eerst een gezond hart te kennen. Hoe is de anatomie? hoe werkt het, als het goed gaat. De eerste vragen gaan hierover. 
Weet je niet meer precies hoe het zat?, dan kun je dit nalezen in X-pert anatomie en fysiologie - circulatiestelsel
Maar daarna de volgende vragen: 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de medische benaming van het hart?

Slide 3 - Open vraag

1
2
3
4

Bloed komt vanuit je lichaam in je hart. in welke volgorde gaat het door je hart heen? 
Linker ventrikel
rechter ventrikel
rechter boezem
linker boezem

Slide 4 - Sleepvraag

Uit wat voor soort weefsel bestaat het merendeel van het hart?
A
glad spierweefsel
B
gemengd spierweefsel
C
klierweefsel
D
zenuwweefsel

Slide 5 - Quizvraag

Om het hart zit een vlies. Deze bestaat uit 2 lagen en is onder ander bedoeld om schuring te verminderen. Soms raakt dit ontstoken of komt er vocht tussen. Hoe heet dit?
A
myocard
B
endocard
C
ventrikel
D
pericard

Slide 6 - Quizvraag

De bloedsomloop bestaat uit een grote en kleine bloedomloop. In welke bloedsomloop bevinden zich de longen?
A
grote bloedsomloop
B
kleine bloedsomloop

Slide 7 - Quizvraag

In ons lichaam zitten venen en arterieen. In welke van de 2 zit veel zuurstof? (over het algemeen, want er zijn uitzonderingen)
A
arterieen
B
venen

Slide 8 - Quizvraag

Uitzonderingen
Zoals gezegd op de vorige pagina zijn er uitzonderingen. Onder andere de longslagader en de longader. Daar is het net andersom. Een bijzondere situatie dus. 

Over het algemeen is slagaderlijk bloed (arterieen) vol voedingsstoffen en zuurstof. Ook vervoert het allerlei handige stoffen, zoals hormonen. 

Slide 9 - Tekstslide

Ook het hart zelf moet zuurstof krijgen. Hoe gaat dat?
A
via de aorta
B
via de kransslagaderen
C
via de arteria pulmonalis
D
via de vena cava Superior

Slide 10 - Quizvraag

wat voor soort bloed zit er in de linker ventrikel van het hart?
A
zuurstofarm bloed
B
zuurstof rijk bloed

Slide 11 - Quizvraag

Het hart heeft ook 4 hartkleppen. Wat is de belangrijkste functie van deze hartkleppen?

Slide 12 - Open vraag

Elektrische geleiding
Het hart wordt aangestuurd door elektrische geleiding over zenuwcellen in het hart. Ook zonder aansturing hiervan door de hersenen, gaat dit een tijdje zelfstandig door. 
We zeggen dat dit een gedeeltelijk autonoom (zelfstandig) systeem is. 
Weet je nog hoe het loop? zo niet, leest het na in e-xpert anatmoie en fysiologie, circulatiestelsel.

Slide 13 - Tekstslide

 1
 2
 3
4
Wat is de volgorde van de elektrische geleiding? 
AV-knoop
linker en rechter bundeltakken
Purkinje-vezels
sinusknoop (rechter boezem) 

Slide 14 - Sleepvraag

De sinusknoop krijgt een seintje van een zenuw uit het parasympathische zenuwstelsel. Wat gebeurt er nu met de hartslag?
A
die gaat omhoog
B
die gaat omlaag

Slide 15 - Quizvraag

Hart- en vaatziekten
In de afgelopen 2 jaren heb je veel les gehad over het hart, bloeddruk, vaten en ziekten die daarbij kunnen optreden. Ischemie, angina pectoris, trombose en hartfalen zijn daarbij termen die je hebt moeten leren. 
Hierna volgen interactieve vragen om dit te testen voor jezelf. Als je het niet meer goed weet, bestuur dan opnieuw de stof in expert college - pathologie
Het gaat om: acuut coronair syndroom, bloed en stolling, diep veneuze trombose, hartfalen, hersenbloedingen, hypertensie en het hoofdstuk vaatverkalking. 

Slide 16 - Tekstslide

Pijn op de borst (angina pectoris) kan ontstaan door een vernauwing van de kransslagaders.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Bij Angina Pectoris heb je pijn op de borst of hartkramp. Wanneer treedt de pijn op?
A
Als de hartspier te veel zuurstof krijgt
B
Als de hartspier te weinig voedingsstoffen krijgt
C
Als de hartspier niet meer werk
D
Als de hartspier te weinig zuurstof krijgt

Slide 18 - Quizvraag

Angina pectoris ('pijn op de borst'), bestaat in 3 vormen.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Pijn op de borst (angina pectoris) die optreedt alleen bij inspanning, emoties e.d, noemen we:
A
stabiele angina pectoris
B
instabiele angina pectoris
C
hartinfarct
D
acuut coronair syndroom

Slide 20 - Quizvraag

Waar of niet waar?
atherosclerose ontstaat alleen in de wand van slagaderen
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Waar of niet waar?
vrouwen en mannen hebben dezelfde symptomen/klachten bij een hartkwaal
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Een client met hartproblemen heeft last van dikke benen, bewegingsproblemen en moet van de arts een vochtbeperking aanhouden. Welke vorm van hartziekte is hier waarschijnlijk aan de hand?
A
linker hartfalen (systolisch)
B
rechter hartfalen (diastolisch)
C
stabiele angina pectoris
D
endocarditis

Slide 23 - Quizvraag

Noem 5 NIET erfelijke risicofactoren voor het krijgen van atherosclerose

Slide 24 - Open vraag

Welke Ziekte ontstaat door een obstructie van een ader in het been?
A
claudicatio intermittens
B
diep veneuze trombose (DVT)
C
varices
D
arteriele vaatafsluiting

Slide 25 - Quizvraag

Noem 4 risicofactoren voor het ontstaan van diepe veneuze trombose

Slide 26 - Open vraag

Welke ziekte ontstaat door het slecht functioneren van kleppen in de oppervlakkige aderen?
A
claudicatio intermittens
B
diep veneuze trombose (DVT)
C
varices
D
arteriele vaatafsluiting

Slide 27 - Quizvraag

bij welke ziekte is er sprake van afwijkende vorm van de rode bloedcellen, waardoor ze vastlopen in de kleine vaten en daar ischemie kunnen geven.
A
Anemie
B
Hemofilie
C
sikkelcelanemie
D
haematoom

Slide 28 - Quizvraag

Shock
Hypotensie

boezemfibrilleren
tachycardie

Te lagere bloeddruk dan gewenst is. 
Een snellere hartslag dan gewenst is. 
wegvallen van de bloeddruk, waardoor organen onvoldoende zuurstof en voedingsstoffen krijgen. 
snel en ongecontroleerd bewegen van de hartboezems

Slide 29 - Sleepvraag

Hartfalen is een ziekte die nooit op zichzelf staat. Het worden ALTIJD veroorzaakt door een onderliggende ziekten. Welke onderliggende ziektes zijn er die dit kunnen veroorzaken?

Slide 30 - Open vraag

Iemand is bekend met hartfalen, COPD en diabetes. Op een dag wordt hij in een paar uur tijd dyspnoeisch, wil niet plat liggen, in paniek, hoge hartslag en hij geeft wat rozig slijm op. Hij heeft geen koorts.

Wat is hier aan de hand?
A
hypoglycemie
B
paniek aanval
C
astma cardiale
D
exacerbatie COPD

Slide 31 - Quizvraag

Hartritmestoornissen
Jullie hebben een introductie gekregen op het maken en bekijken van ECG's. ECG's maken luistert nauw en het is belangrijk om dit goed te doen. De arts kan veel informatie uit een ECG halen, maar alleen als deze op de juiste manier is gemaakt.  

Slide 32 - Tekstslide

Hoeveel afleidingen heeft een volledig ECG?

Slide 33 - Open vraag

In welke afleiding moet jij controleren of het een redelijk normaal EN gelukt ECG is?
A
AVF
B
AVR
C
I
D
V1

Slide 34 - Quizvraag

Wat heb je onthouden van wat er belangrijk is bij het maken van een ECG?

Slide 35 - Open vraag

Kan een arts op een ECG beoordelen of er sprake is van een hartritmestoornis?
A
ja, als die net op dat moment aanwezig is wel
B
ja, altijd
C
nee, nooit.
D
nee, alleen bij hoge uitzondering

Slide 36 - Quizvraag

Kan een arts op een ECG beoordelen of er sprake is van een hartinfarct?
A
ja, als die net op dat moment aanwezig is wel
B
ja, altijd
C
vaak wel, maar soms pas dagen later.
D
nee, alleen bij hoge uitzondering

Slide 37 - Quizvraag

Kan een arts op een ECG zien of een patient in het verleden een infarct heeft doorgemaakt?
A
ja, vaak wel.
B
nee, alleen bij hoge uitzondering

Slide 38 - Quizvraag

Welke aandoeningen van hieronder kun je NOOIT zien op een ECG?
A
stoornissen in zouten
B
longembolieen
C
ontsteking in het hart
D
vitamine tekort

Slide 39 - Quizvraag

Je ziet dit ECG, wat is hier aan de hand?
A
atriumfibrilleren?
B
acuut infarct
C
er zitten elektroden onjuist geplakt
D
patient heeft bewogen

Slide 40 - Quizvraag

Zie het ECG hiernaast. Kun je dit behandelen met cardioversie? (=AED of op andere manier klappen van het hart)
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quizvraag

Zie het ECG hiernaast. Kun je dit behandelen met cardioversie? (=AED of op andere manier klappen van het hart)
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quizvraag

Behandeling en gevolgen
Het is belangrijk dat acute hart en vaatziekten (hartinfarct, CVA, trombosebeen, longembolie) snel worden behandeld. Als je er snel bij bent kun je namelijk de schade voor de weefsels proberen te voorkomen. Hoe meer schade er ontstaat, hoe meer kans dat er korte en/of lange termijncomplicaties zullen zijn. 

Slide 43 - Tekstslide

Wat zijn mogelijke behandelingen bij een acuut hartinfarct met een langdurend effect?
A
NTG spray
B
trombolyse
C
dotterbehandeling
D
bypass operatie

Slide 44 - Quizvraag

Een zorgvrager heeft een longembolie. Bij navraag blijkt dit waarschijnlijk al 12 uur aan de gang te zijn. Welke behandeling doe je nu?
A
trombolyse, meest effectief
B
je gaat direct met sintrom starten
C
je start met fraxiparine
D
je gaat ascal slikken

Slide 45 - Quizvraag

Behandeling longembolie
snap je ook waarom je dit zo behandeld? 
zoek het anders op. 

Slide 46 - Tekstslide


Waar moet je aan denken bij de gevolgen van hartfalen?
A
medisch: schade aan andere organen.
B
sociale isolatie door.......
C
problemen om terug te keren naar de baan.
D
angststoornis

Slide 47 - Quizvraag

Dit was de laatste dia met oefeningen. 
Ik hoop dat het leerzaam was, en ook leuk. 
Gebruik wat je geleerd hebt in je verslag en straks in de praktijk. 

Veel succes. 
Dit was de laatste dia met oefeningen.
Ik hoop dat het leerzaam was, en ook leuk.
Gebruik wat je geleerd hebt in je verslag en straks in de praktijk.

Veel succes. 

Slide 48 - Tekstslide