leer je welke schoonmaakmaterialen je waarvoor gebruikt
leer je welke schoonmaakmiddelen je waarvoor gebruikt
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Schoonmaken
onderzoek je etiketten op schoonmaakmiddelen
weet je hoe je ruimtes schoonmaakt
leer je welke schoonmaakmaterialen je waarvoor gebruikt
leer je welke schoonmaakmiddelen je waarvoor gebruikt
Slide 1 - Tekstslide
Schoonmaken
Als je een activiteit gaat organiseren dan zorg je ervoor dat het schoon en veilig is.
Je zorgt ervoor dat het:
hygiënisch schoon is, dus geen vuil en bacteriën
veilig is
er prettig en gastvrij uitziet.
Slide 2 - Tekstslide
Droog reinigen
Materialen voor droge reiniging
Droog reinigen doe je bij losliggend vuil, zoals zand en stof.
Slide 3 - Tekstslide
Nat reinigen
Aangekleefd en nat vuil moet je nat reinigen.
Pas bij deze schoonmaakmaterialen op voor bacteriën (die houden van nat en warm).
Verschoon werkdoekjes dagelijks.
Spoel de andere schoonmaakmaterialen na gebruik goed uit
Microvezeldoek:als je schoonmaakt met een microvezeldoek gebruik je geen schoonmaakmiddelen, alleen water.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Apparaten
Slide 6 - Tekstslide
Schoonmaakmiddelen
Schoonmaakmiddelen kun je indelen in vier groepen:
reinigingsmiddelen
onderhoudsmiddelen
desinfecteermiddelen
oplosmiddelen.
Slide 7 - Tekstslide
1.Reinigingsmiddelen
vetoplosser:
Voor het schoonmaken van vette oppervlakken, zoals een vies fornuis
natuurlijke reinigingsmiddelen zijn gemaakt van stoffen die uit de natuur komen: bijvoorbeeld soda, groene zeep en schoonmaakazijn.
Soda is een goede vetoplosser. Omdat soda bovendien geurloos is, is het een goed middel om een koelkast mee schoon te maken.
Met schoonmaakazijn kun je kalkaanslag verwijderen. Je kunt het gebruiken bij het lappen van de ramen of het schoonmaken van sanitair.
Slide 8 - Tekstslide
2.Onderhoudsmiddelen
Onderhoudsmiddelen zorgen ervoor dat materialen een extra beschermlaagje krijgen.
Bijvoorbeeld meubelwas of een leeronderhoudsmiddel. Vaak wrijf je onderhoudsmiddelen op om een mooi glanzend effect te krijgen.
Slide 9 - Tekstslide
3.Desinfecteermiddelen
Desinfecteermiddelen zorgen ervoor dat de meeste micro-organismen doodgaan.
Desinfecteren doe je nadat je eerst gewoon huishoudelijk hebt schoongemaakt.
Desinfecteermiddelen bevatten chloor. Chloor is heel agressief en erg belastend voor het milieu.
Slide 10 - Tekstslide
4.Oplosmiddelen
Soms is vuil zo erg dat gewone reinigingsmiddelen niet voldoende zijn om vlekken te verwijderen.
Dan gebruik je een oplosmiddel zoals wasbenzine, terpentine, spiritus of ammonia.
Deze middelen kunnen materiaal aantasten en zijn schadelijk voor het milieu en de gezondheid.
Oplosmiddelen verdampen snel in de lucht. Daarom is het belangrijk om de werkruimte goed te ventileren.
Oplosmiddelen zijn licht ontvlambaar, brandbaar en giftig.
Gebruik nooit twee middelen door elkaar. Vooral het gebruik van chloor in combinatie met een reinigingsmiddel is gevaarlijk omdat er gasvorming ontstaat. Inademen van deze giftige damp is levensgevaarlijk.
Slide 11 - Tekstslide
Welk schoonmiddel gebruik je waarvoor?
Slide 12 - Tekstslide
Welk schoonmaakmiddel ken je?
Slide 13 - Tekstslide
Welke dosering?
Slide 14 - Tekstslide
Welk schoonmaakmiddel wordt er bij jou thuis gebruikt?
Slide 15 - Open vraag
Etiketten op schoonmaakmiddelen
Op het etiket van een schoonmaakmiddel kun je lezen welk soort middel het is.
Verder vind je op het etiket informatie over hoe je het middel moet gebruiken, welke dosering je nodig hebt en hoe je het veilig moet gebruiken.
Voor de veiligheid staan er gevaarsymbolen op.
Slide 16 - Tekstslide
Gevarensymbolen
Slide 17 - Tekstslide
Pictogrammen
Op professionele schoonmaakmiddelen staan pictogrammen die aangeven voor welk toepassingsgebied een schoonmaakmiddel is.
Slide 18 - Tekstslide
Pictogrammen
Slide 19 - Tekstslide
Keurmerken
Wil je met schoonmaakmiddelen werken die niet schadelijk zijn voor mens en milieu?
Let dan op of het schoonmaakmiddel een keurmerk heeft.