Brommer op zee - Maarten Biesheuvel - leerjaar 4

Je hebt in de klas het verhaal Brommer op zee van Maarten Biesheuvel gelezen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Instructies

Onderdelen in deze les

Je hebt in de klas het verhaal Brommer op zee van Maarten Biesheuvel gelezen

Slide 1 - Tekstslide

De docent vindt het verhaal in de bijlage.
Brommer op Zee is een verhaal van Maarten Biesheuvel uit zijn verhalenbundel 
In de bovenkooi, 
verschenen in 1972. 
Brommer op zee is een wat absurdistisch verhaal.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wie is het hoofdpersonage?
A
Isaäc
B
De vreemde man op de brommer

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Vanuit welk perspectief wordt dit verhaal voornamelijk verteld?
A
De alwetende verteltrant
B
De personale verteltrant
C
De ik-verteller

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Vanuit welk perspectief wordt dit fragment verteld?
A
De alwetende verteltrant
B
De personale verteltrant
C
De ik-verteller

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer ziet Isaäc de brommer voor het eerst?
Op welk moment van de dag?

Slide 6 - Open vraag

Als het nacht is: ''Het was nu al twee uur na middernacht..'' Regel 11.
Mythevorming
Bij mythevorming krijgt een historisch fenomeen (personen, gebeurtenissen of processen) eigenschappen of kwaliteiten toegedicht die niet met historische bronnen onderbouwd kunnen worden of die een heel eenzijdige interpretatie inhouden.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Waarom draagt dit bij aan
de mythevorming van het verhaal?

Slide 8 - Open vraag

Iedereen is al naar bed en hij is alleen, als hij de brommer ziet. Het draagt bij aan de mythevorming: niet iedereen kan dit zien: het is exclusief voor Isaäc, tegelijkertijd is het daardoor minder geloofwaardig te maken: een tegenstelling. 

Alleen Isaäc ziet de man op de brommer. Dit maakt het verhaal ook minder geloofwaardig. 
Dit noem je een:
A
pleonasme
B
contaminatie
C
tegenstelling
D
tautologie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt er op aan het moment dat
de brommer weer weg is?
Lees regel 85.

Slide 10 - Open vraag

“Het werd al enigszins licht. “ 

In welke verhalen die je kent met onwaarschijnlijke, of bijzondere gebeurtenissen gebeurd dit ook vaak. 
A
science fiction verhalen
B
sprookjes
C
fantasy verhalen
D
historische verhalen

Slide 11 - Quizvraag

Alle spannende en sprookjesachtige dingen gebeuren als de ouders slapen (Peter Pan), als iedereen weg is, of alleen als één iemand het ziet (Mary Poppins). Het is daarom een kenmerk van sprookjes. 
Isaäc is op twee plaatsen in dit verhaal in tweestrijd. Lees en luister de eerste zinnen. Citeer het deel waaruit blijkt dat hij in tweestrijd is.

Slide 12 - Open vraag

“Als hij aan boord werkte verlangde hij naar een baantje aan de wal en als hij op kantoor zat, verlangde hij naar de zee.” 
Isaäc is op twee plaatsen in dit verhaal in tweestrijd. Lees en luister de zin 94 t/m 99. Citeer het deel waaruit blijkt dat hij in tweestrijd is.

Slide 13 - Open vraag

“Hij hoorde niet op de wal, hij hoorde niet bij de bemanning, hij hoorde niet bij de man op de brommer.” 
Waarom zou de uitdrukking:
‘bij de buren is het gras altijd groener’
passen bij de hoofdpersoon Isaäc?

Slide 14 - Open vraag

Hij voelt zich nergens thuis en als hij ergens is, verlangt hij naar de plek waar hij eerst was. 

Op welk moment begint het verhaal écht vervreemdend te zijn? Lees desnoods even terug.
A
Op een gegeven moment zag Isaäc het lichtje in de verte een zwenking maken; het kwam nu recht op hem af.
B
Toen het merkwaardige vaartuig tot op een afstand van tweehonderd meter Isaäc was genaderd, zag hij dat het een brommer was.
C
De vreemde was, zoals uit de tongval van de man bleek, een landgenoot van Isaäc.
D
Toen Isaäc terug kwam vroeg hij aan de vreemde: ‘Waarom rijdt u op het water?’ De man zei dat hij een record wilde vestigen.

Slide 15 - Quizvraag

Alle spannende en sprookjesachtige dingen gebeuren als de ouders slapen (Peter Pan), als iedereen weg is, of alleen als één iemand het ziet (Mary Poppins). Het is daarom een kenmerk van sprookjes. 
Wanneer in het verhaal merk je of weet je zeker dat het verhaal bij dit punt vervreemt?
“Toen het merkwaardige voertuig tot op tweehonderd meter was genaderd…”

Als Isaäc vraagt: ‘Hoe is het mogelijk dat u op het water rijden kan?’ regel 42. Dan weet je het zeker.
Als Isaäc vraagt: ‘Waarom rijdt u op het water?’ regel 41. Dan weet je het zeker. 

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vooruitwijzing naar deze verrassing
lees je al eerder in het verhaal?
Lees de regels 26 t/m 28.

Slide 17 - Open vraag

“Hoewel de Christenen beweren dat Jezus over water had gelopen. “ 
Intertekstualiteit
Intertekstualiteit betekent dat er in een verhaal verwezen wordt naar kennis van een andere tekst, of een ander verhaal. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Naar welk verhaal verwijst dit fragment?

Slide 19 - Open vraag

Naar de wonderen die Jezus aan het volk van Israël toonde om te laten zien dat hij de ware Messias was. 
SCHRIJFOPDRACHT
Schrijf zelf een gesloten einde aan dit verhaal.
Gebruik minimaal 50 en maximaal 250 woorden.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies