Verhaalanalyse_literaire begrippen en Alles wat er was

Welke 10 literaire begrippen zou je moeten kennen?

1 / 29
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welke 10 literaire begrippen zou je moeten kennen?

Slide 1 - Open vraag

Donald Duck is in al die jaren nog steeds de klunzige eend die allemaal vreemde avonturen beleeft waar hij niet echt door verandert.
Donald Duck is dus...
A
een type
B
geen van drie
C
een round character
D
een flat character

Slide 2 - Quizvraag

Donald Duck is een type. Wat is de definitie van een type?
Je hebt 1 minuut de tijd.
timer
1:00

Slide 3 - Open vraag

Wanneer je een personage beoordeelt op basis van normen en waarden, dan stel je de vraag...
A
Ik vraag me af waarom het personage het heeft gedaan, want...
B
Ik snap waarom het personage het heeft gedaan, want...
C
Ik vraag me af wat het personage heeft gedaan, want...
D
Ik vind het goed of slecht van het personage wat hij heeft gedaan, want...

Slide 4 - Quizvraag

Beoordeel het personage uit het fragment op basis van normen en waarden

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat vind je van het gedrag van Helen?

Slide 7 - Open vraag

Begrijp je het gedrag van Helen?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Is Helen een held of antiheld in dit fragment?
A
held
B
antiheld

Slide 9 - Quizvraag

Wat zou 'verraad' in een verhaal niet kunnen zijn?
A
onderwerp
B
abstract motief
C
thema
D
concreet motief

Slide 10 - Quizvraag

Lees het volgende fragment en haal er een motief uit. 
Isaäc stond al uren op het achterdek. Hij was een aardige, maar een beetje vreemde jongen: Als hij aan boord werkte, verlangde hij naar een baantje aan de wal en als hij op kantoor zat, verlangde hij naar zee. Hij kon de saaie eentonigheid van het walbestaan niet verdragen en geld om te reizen had hij niet. Maar als hij op een schip was, had hij te maken met het ruwe gebral van de matrozen, die kaartten met het mes op tafel en die elkaar en hem uitscholden voor alles wat mooi en lelijk was. Isaäc hoorde er nooit bij. Op een schip paste hij nog het minst in de gemeenschap en juist daar dacht hij telkens weer de ware romantiek te vinden. Als het werk gedaan was, kon je hem altijd op het achterdek vinden. Alleen. Niemand wilde dan met hem mee. Het was nu al twee uur na middernacht, maar Isaäc bleef staan omdat het een maanheldere nacht was, je kon alle sterren van het zuidelijk halfrond zien en het schroefwater. Er stond een heerlijke zoele wind. Als je goed keek zag je ook de horizon of heel in de verte een schip, dat, was Isaäc een paar uur eerder geweest, recht op hem af was komen varen, maar het kon gezichtsbedrog zijn. Isaäc voer op een wildevaartschip en zag 's nachts nooit schepen. Hij dacht eraan hoelang het nog zou duren vóór hij weer thuis was. Hij keek naar de gemakkelijke stoel die hij op het achterdek had neergezet. Op een gegeven moment zag Isaäc het lichtje in de verte een zwenking maken; het kwam nu recht op hem af. Toen het dichterbij was gekomen, kwam Isaäc tot de conclusie dat dit haast geen schip kon zijn, omdat het zo onderhevig was aan de beweging der golven en omdat het maar bij één lichtje bleef. Een schip met alleen een heklicht aan? Toen het merkwaardige vaartuig tot op een afstand van tweehonderd meter Isaäc was genaderd, zag hij dat het een brommer was. Wie zou hem geloven? 




[p. 815]
tot op een afstand van tweehonderd meter Isaäc was genaderd, zag hij dat het een brommer was.

Slide 11 - Tekstslide

Welke motief haal jij eruit?

Slide 12 - Open vraag

Lees het volgende fragment en haal er een motief uit. 
Isaäc stond al uren op het achterdek. Hij was een aardige, maar een beetje vreemde jongen: Als hij aan boord werkte, verlangde hij naar een baantje aan de wal en als hij op kantoor zat, verlangde hij naar zee. Hij kon de saaie eentonigheid van het walbestaan niet verdragen en geld om te reizen had hij niet. Maar als hij op een schip was, had hij te maken met het ruwe gebral van de matrozen, die kaartten met het mes op tafel en die elkaar en hem uitscholden voor alles wat mooi en lelijk was. Isaäc hoorde er nooit bij. Op een schip paste hij nog het minst in de gemeenschap en juist daar dacht hij telkens weer de ware romantiek te vinden. Als het werk gedaan was, kon je hem altijd op het achterdek vinden. Alleen. Niemand wilde dan met hem mee. Het was nu al twee uur na middernacht, maar Isaäc bleef staan omdat het een maanheldere nacht was, je kon alle sterren van het zuidelijk halfrond zien en het schroefwater. Er stond een heerlijke zoele wind. Als je goed keek zag je ook de horizon of heel in de verte een schip, dat, was Isaäc een paar uur eerder geweest, recht op hem af was komen varen, maar het kon gezichtsbedrog zijn. Isaäc voer op een wildevaartschip en zag 's nachts nooit schepen. Hij dacht eraan hoelang het nog zou duren vóór hij weer thuis was. Hij keek naar de gemakkelijke stoel die hij op het achterdek had neergezet. Op een gegeven moment zag Isaäc het lichtje in de verte een zwenking maken; het kwam nu recht op hem af. Toen het dichterbij was gekomen, kwam Isaäc tot de conclusie dat dit haast geen schip kon zijn, omdat het zo onderhevig was aan de beweging der golven en omdat het maar bij één lichtje bleef. Een schip met alleen een heklicht aan? Toen het merkwaardige vaartuig tot op een afstand van tweehonderd meter Isaäc was genaderd, zag hij dat het een brommer was. Wie zou hem geloven?  




[p. 815]
tot op een afstand van tweehonderd meter Isaäc was genaderd, zag hij dat het een brommer was.

Slide 13 - Tekstslide

Ik kan een aantal literaire begrippen toepassen op het verhaal 'Alles wat er was'.
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een allusie voor stijlfiguur?
A
Een zinspeling op een gefantaseerde situatie
B
Een toespeling op bijv. een feit, persoon of gebeurtenis
C
Een vorm van gezichtsbedrog
D
Een verlichte spreuk

Slide 15 - Quizvraag

Wat schiet je als eerste te binnen als je denkt aan 'Alles wat er was'?

Slide 16 - Open vraag

In het verhaal heeft Natalie het over 'de nieuwe situatie'. Hoe noemen we de situatie waarin wij nu zitten ook wel?

Slide 17 - Open vraag

Welke overeenkomsten zie je met deze 'nieuwe situatie' en corona?

Slide 18 - Woordweb

Waarom stoot Natalie Kaspar aan?

Slide 19 - Open vraag

Wat bedoelt de ik met 'collectieve tevredenheid wint het altijd van morele standaarden.'

Slide 20 - Open vraag

welk literair begrip kun je toepassen op bovenstaand citaat.
A
motto
B
opdracht
C
beoordelen op normen en waarden
D
de idee

Slide 21 - Quizvraag

'Vocabulaire van een nieuwe situatie.' Heb je hier een voorbeeld van in de tekst?

Slide 22 - Open vraag

Noem een nieuw Nederlands woord
gerelateerd aan deze tijd.

Slide 23 - Woordweb

Noem twee redenen waarom de keuzes opraakten.

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Link

Bovenstaand filmpje is een voorbeeld van...

Slide 26 - Tekstslide

Allusie
Ook 'Gebroeders Leeuwenhart' verwijst naar een bestaand  boek.
Gelezen?

Slide 27 - Tekstslide

Merel geeft een vermoedelijke oorzaak voor de ziekte van Barry.
                                                                                          
 Welke?

Slide 28 - Tekstslide

Zou je dit boek willen lezen als boek 4?

Slide 29 - Woordweb