Les fictie 27-10

Fictie
Waar denk je aan bij fictie?
timer
1:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Fictie
Waar denk je aan bij fictie?
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Fictie
- Verzonnen
- Fantasie van de schrijver

Slide 2 - Tekstslide

Non-fictie
- Gebaseerd op feiten
- Voorbeeld: schoolboeken, nieuwsberichten

Slide 3 - Tekstslide

Planning 
- Uitleg over personages, karaktereigenschappen, chronologische en niet-chronologische volgorde, flashbacks en spanningselementen
- Samen een verhaal ''brommer op zee'' lezen
- In groepjes vragen maken over de tekst 
-Afsluiting

Slide 4 - Tekstslide

Doelen van deze les:
-Begrippen op kunnen noemen, en de betekenis ervan uitleggen
-Begrippen in een verhaal herkennen

Slide 5 - Tekstslide

Personages 
- Personages ondergaan gebeurtenissen
- Hoofdpersonen, bijpersonen, helpers en vijanden

Slide 6 - Tekstslide

Karaktereigenschappen
- Eigenschappen persoonlijkheid personages

Slide 7 - Tekstslide

Chronologisch & niet- chronologisch

- Chronologisch: de gebeurtenissen in het verhaal worden achter elkaar verteld
- Niet-chronologisch: de gebeurtenissen in het verhaal worden onderbroken

Slide 8 - Tekstslide

Flashback
- Er wordt teruggekeken in het verleden

Slide 9 - Tekstslide

Spanningselementen
- Open plek -> de schrijver laat informatie weg -> lezer krijgt vragen
-Onverwachtse wending -> er gebeurd iets onverwachts in het verhaal
-Gevaarlijke situatie -> een personage wordt in een gevaarlijke situatie geplaatst

Slide 10 - Tekstslide

Verhaal ''brommer op zee'' samen lezen
timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

1. Welke personages zie je in dit tekstfragment?

Slide 12 - Open vraag

2. Wat zijn de karaktereigenschappen van Isaäc?

Slide 13 - Open vraag

3. Wat kom je te weten over de man op de brommer?

Slide 14 - Open vraag

4. Zitten er flashbacks in het verhaal?

Slide 15 - Open vraag

5. Wordt het verhaal in chronologische of niet-chronologische volgorde verteld?

Slide 16 - Open vraag

6. Worden er spanningselementen gebruikt? Zo ja, welke?

Slide 17 - Open vraag

Afsluiting

Slide 18 - Tekstslide