Bouwsteen 4 lesweek 6 klas 1n

Nederlands
Periode 4- les 1
Bouwsteen  4 
Samenhang
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Periode 4- les 1
Bouwsteen  4 
Samenhang

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Planning periode 4 (Teams) + opdrachten periode 4

- Theorie Bouwsteen 4 Samenhang

- Aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Je kunt tekstverbanden herkennen aan signaalwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Signaalwoorden

Een signaalwoord vertelt je wat de zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben. 
Een signaalwoord geeft dus het verband aan tussen zinnen of alinea's. 

Ik ben ziek, want ik moet overgeven.
Ik kon naar dat festival, doordat ze mij een gratis kaartje gaf.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Kies de twee goede antwoorden.

Tekstverbanden...
A
... geven alinea's aan.
B
... geven het doel van een tekst aan.
C
... geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben.
D
... helpen je een tekst beter te begrijpen.

Slide 6 - Quizvraag

Welk soort tekstverband zie je hier:
Ik ging douchen, nadat ik had gesport
A
Oorzaak- gevolg
B
Doel- middel
C
Tijd

Slide 7 - Quizvraag

Wel soort tekstverband zie je hier?
Je mag mee op reis, mits je je tas hebt gepakt.
A
Tegenstelling
B
Voorwaarde
C
Oorzaak- gevolg

Slide 8 - Quizvraag

In de eerste plaats ben ik een verzamelaar van schilderijen van Mondriaan.
Wat is het signaalwoord?

Slide 9 - Open vraag

Het sneeuwde al enige dagen hevig waardoor de skipistes gesloten werden.
Wat is het signaalwoord?

Slide 10 - Open vraag

Vervolgens werden de passagiers naar hun plaats gebracht door de stewardess.
Wat is het signaalwoord?

Slide 11 - Open vraag

Signaalwoorden: Eerst, daarna, vervolgens horen bij:
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijd (chronologisch)

Slide 12 - Quizvraag

signaalwoorden voor een tegenstelling:
A
zoals
B
allereerst
C
maar
D
daarentegen

Slide 13 - Quizvraag

Signaalwoorden voor tijdsvolgorde
A
eerst, daarna, nadat
B
toen, maar, omdat

Slide 14 - Quizvraag

Bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, onder andere...
Signaalwoorden horen bij:

A
Tijd (chronologisch)
B
Voorbeeld
C
Opsomming

Slide 15 - Quizvraag

Als je een tekst leest, kijk je dan ook naar de tekstverbanden?
A
Ja
B
Nee
C
Moet ik misschien is gaan doen..
D
Soms

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag...

Slide 17 - Tekstslide