Grootheden en eenheden

• Natuurkunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Grootheden en eenheden

Weet je het nog?
Wat is het verschil tussen
schatten en meten?

Grootheden en eenheden

Nu volgen er een paar vragen over grootheden en eenheden.
Hoort het woord bij een grootheid of bij een eenheid?

Snelheid

1. Grootheid
2. Eenheid

Kilometer

1. grootheid
2. eenheid

kilogram

1. grootheid
2. eenheid

Wat je meet = grootheid

Waarin je het meet  = eenheid

grootheid	eenheid
lengte	meter
massa	gram
tijd	uur
volume	liter
temperatuur	graden Celsius

Leerdoel

Je leert hoe je de verschillende eenheden om moet rekenen. 

Lengte maten

Lengte maten

Lengte maten

Lengte maten

1 dm  = ... cm

5 hm = ... km

Lengte maten

1 dm  = ... cm 

1 x 10 = 10

5 hm = ... km

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = ... km

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = ... km

5 : 10 = 

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = ... km

5 : 10 = 0,5

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = 0,5 km

5 : 10 = 0,5

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = 0,5 km

5 : 10 = 0,5

14 m = ... cm

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = 0,5 km

5 : 10 = 0,5

14 m = .... cm

14 x 10 x 10 =

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = 0,5 km

5 : 10 = 0,5

14 m = .... cm

14 x 10 x 10 = 1400 

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = 0,5 km

5 : 10 = 0,5

14 m = 1400 cm

14 x 10 x 10 = 1400 

Lengte maten

1 dm  = ... cm 

1 x 10 = 

5 hm = ... km

Reken om.
100 meter =

1. 1000 dm
2. 10000 dm
3. 10 dm
4. 1 dm

Reken om.
10 dm =

1. 1 meter
2. 100 meter
3. 0,1 meter
4. 1000 meter

Reken om.
1 km =

1. 10 meter
2. 100 meter
3. 1000 meter
4. 10000 meter

Wat valt je op aan de stapjes als je die vergelijkt met de stapjes van de lengtematen?

Reken om:
1 g= ... mg

1. 100
2. 1 000
3. 1 000 000
4. 0,001

Reken om:
5 kg= ... g

1. 500
2. 5000
3. 5
4. 0,005

Reken om:
1000 mg= ... g

1. 100
2. 1 000
3. 1
4. 0,001

Nu proberen we hetzelfde trucje met een onbekende eenheid..

Reken om:
1000 J = ... kJ

1. 1
2. 100
3. 0,001
4. 10

Reken om:
1 kN = ... N

1. 10
2. 100
3. 0,001
4. 1000

Reken om:
1000 mV = ... V

1. 100
2. 10
3. 1
4. 0,1

De eenheid kun je vervangen door een andere eenheid, de manier van omrekenen blijft gelijk!

Zelf aan de slag

Maak de oefeningen van het stencil.