Examentrainer thema 5 gaswisseling + 7.1 Een constant inwendig milieu

Planning
1. Huiswerk bespreken
2. Samenvatting (filmpje)
3. examentrainer thema 5
4. Start thema 7 (deel PTA)

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Planning
1. Huiswerk bespreken
2. Samenvatting (filmpje)
3. examentrainer thema 5
4. Start thema 7 (deel PTA)

Slide 1 - Tekstslide

huiswerk 4b
Blz. 76-81 in werkboek

opdracht 27, 29, 30

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Bij ....1.... van glucose in de cellen wordt ...2.... gebruikt
vul de juiste woorden in:
A
1 oplossing; 2 koolstofdioxide
B
1 koolstofdioxide 2 verbranding
C
1 verbranding 2 zuurstof
D
1 zuurstof 2 oplossing

Slide 4 - Quizvraag

welke functie heeft de huig?
A
de huig sluit tijdens het ademhalen de neusholte af
B
de huig sluit tijdens het ademhalen de slokdarm af
C
de huig sluit tijdens het slikken de luchtpijp af
D
de huig sluit tijdens het slikken de neusholte af

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

uitwisseling van zuurstof en koostofdioxide met bloed vindt plaats in
A
de bronchiën
B
de longblaasjes
C
longhaarvaten
D
luchtpijptakjes

Slide 7 - Quizvraag

In welk onderdeel van de luchtwegen vindt de gaswisseling plaats?
A
Luchtpijp
B
Bronchiën
C
Luchtpijptakjes
D
Longblaasjes

Slide 8 - Quizvraag

Van welk gas adem je meer uit dan in?
A
Stikstof
B
Koolstofdioxide
C
Zuurstof
D
Edelgassen

Slide 9 - Quizvraag

Welk gas voegt je lichaam nog meer toe aan de lucht, zodat het opwarmt?

Slide 10 - Open vraag

Bij een persoon beweegt het middenrif naar boven.

Wordt hierdoor de borstholte groter of kleiner? En ademt deze persoon in of uit?
A
De borstholte wordt groter en er vindt inademing plaats
B
De borstholte wordt groter en er vindt uitademing plaats
C
De borstholte wordt kleiner en er vindt inademing plaats
D
De borstholte wordt kleiner en er vindt uitademing plaats

Slide 11 - Quizvraag

Door welke manier van ademhalen maak je tijdens het sporten de longen zo groot mogelijk?
A
Door borstademhaling
B
Door borstademhaling en buikademhaling om en om
C
Door borstademhaling en buikademhaling tegelijkertijd
D
Door buikademhaling

Slide 12 - Quizvraag

Bij welke ademhalingsbeweging zijn de spieren in de buikwand ontspannen?
A
Bij inademing d.m.v. borstademhaling
B
Bij inademing d.m.v. buikademhaling
C
Bij uitademing d.m.v. borstademhaling
D
Bij uitademing d.m.v. buikademhaling

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Diagnostische toets thema 5
Handboek: blz. 71
Werkboek blz. 87
timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Thema 7
7.1 Een constant inwendig milieu

Slide 16 - Tekstslide

Uitwendig milieu
=De omgeving
Bijvoorbeeld:
  • de lucht in je longen
  • de inhoud van je darmen
  • reservestoffen in je lichaam

Slide 17 - Tekstslide

Inwendig milieu

= Weefselvloeistof  + bloedplasma


Het inwendige milieu moet constant van samenstelling blijven.


Dit wordt constant gehouden door opname, opslag en uitscheiding van stoffen uit het uitwendige milieu


Slide 18 - Tekstslide




Slide 19 - Tekstslide

Opname

Darmen: het opnemen van voedingsstoffen

Longen: het opnemen van zuurstof


Slide 20 - Tekstslide

Opslag

Lever: opslag van glucose, mineralen en vitamines

Spieren: opslag van glucose

De huid: opslag van vet in  het onderhuids bindweefsel

Beenmerg: opslag van vet in het gele beenmerg

Slide 21 - Tekstslide

Uitscheiding

Nieren: uitscheiding van urine met water, ureum en zouten

Lever: uitscheiding van gal met kleurstoffen

Longen: uitscheiding  van koolstofdioxide

Slide 22 - Tekstslide

Constant houden van glucosegehalte van het bloed


Door productie van Insuline en Glucagon

Insuline zet glucose om in glycogeen (opslag in lever en spieren)

Glucagon zet glycogeen om in glucose (bevindt zich in het bloed)

Slide 23 - Tekstslide

Regeling glucose gehalte in het bloed

Slide 24 - Tekstslide

Suikerziekte

Er wordt te weinig insuline gemaakt, waardoor het glucosegehalte in het bloed te hoog wordt

Patient heeft glucose in de urine (dit is normaal niet zo)

Slide 25 - Tekstslide

Regeling glucose bij suikerziekte

Slide 26 - Tekstslide

Regeling glucose bij suikerziekte

Slide 27 - Tekstslide

Regeling glucose bij suikerziekte

Slide 28 - Tekstslide

Regeling glucose bij suikerziekte

Slide 29 - Tekstslide

Welke hormoonklier maakt insuline?
Wat doet insuline?
A
Eierstok, bloedsuikerspiegel daalt
B
Eierstok, bloedsuikerspiegel stijgt
C
Alvleesklier (eilandjes van Langerhans), bloedsuikerspiegel daalt
D
Alvleesklier (eilandjes van Langerhans), bloedsuikerspiegel stijgt

Slide 30 - Quizvraag

Wat is je inwendige milieu
A
weefselvloeistof
B
bloedplasma
C
weefselvloeistof samen met het bloedplasma in je lichaam
D
alles in je darmen

Slide 31 - Quizvraag

huiswerk
Opdracht 1 tot en met 4 van thema 7.1
timer
1:00

Slide 32 - Tekstslide