In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Lucht
Slide 1 - Tekstslide
Isis zegt: ‘Planten hebben koolstofdioxide nodig om te groeien.’ Simon zegt: ‘In zuivere stikstof kun je niet leven.’ Wie heeft er gelijk?
A
Beiden hebben ongelijk.
B
Alleen Isis heeft gelijk.
C
Alleen Simon heeft gelijk.
D
Ze hebben allebei gelijk.
Slide 2 - Quizvraag
In een fietsband zit lucht. De band is hard opgepompt. De lucht in de band geeft een tegendruk. Wat kun je zeggen over de tegendruk?
A
De tegendruk in de band is even groot als de luchtdruk.
B
De tegendruk in de band is groter dan de luchtdruk.
C
De tegendruk in de band is kleiner dan de luchtdruk.
Slide 3 - Quizvraag
Een manometer is aangesloten op een vrachtwagenband. De meter wijst 4,2 bar aan. Wat is de echte druk in de band? (vergeet de eenheid niet)
Slide 4 - Open vraag
Waarom voelt wind in ons land meestal koud aan?
A
De wind blaast isolerende warme lucht weg.
B
De wind blaast isolerende waterdruppels op de huid weg.
C
De wind is altijd kouder dan de luchttemperatuur.
D
De wind stroomt eerst over een kouder oppervlak dan ons lichaam.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is convectiestroming?
A
stroming van lucht boven een koud voorwerp
B
stroming van lucht die op één plaats verwarmd wordt
C
stroming van lucht doordat een deur openstaat
D
stroming van lucht langs de vloer
Slide 6 - Quizvraag
Hoe groot is de luchtdruk op zeeniveau gemiddeld?
A
100 Pa
B
970 Pa
C
1013 Pa
D
1050 Pa
Slide 7 - Quizvraag
Roger draait de dop van een volle fles sinas. Hij ziet dan overal in de frisdrank gasbelletjes ontstaan.
A
Koolstofdioxide
B
Lucht
C
Waterdamp
D
Zuurstof
Slide 8 - Quizvraag
Lucht bestaat voor gemiddeld 0,3% uit koolstofdioxide
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
De lucht om je heen bestaat voor 78% uit zuurstof en voor 21% uit stikstof.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Stikstof adem je in en uit zonder dat er in je longen iets mee gebeurt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
De schaatsbaan in Calgary ligt ongeveer 1000 m boven zeeniveau. Schaatsers moeten wennen aan het sporten op die hoogte. Anders kunnen ze vooral bij de lange afstanden in ademnood komen. Dit komt doordat:
A
Ze gebrek aan zuurstof krijgen
B
Ze te veel stikstof inademen
C
De luchtweerstand groter is
D
Ze langzamer gaan ademhalen
Slide 12 - Quizvraag
Hoe heet het instrument waarmee je de luchtdruk kunt meten?
Slide 13 - Open vraag
Wat moet er op de puntjes komen te staan? 250 Pa = ...... mbar
Slide 14 - Open vraag
Je gebruikt een manometer om te meten hoe groot de atmosferische druk is.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Een compressor perst 800 L lucht van 1,0 bar samen tot een volume van 5,0 L. Hoe groot is de druk van de samengeperste lucht?
A
5 bar
B
40 bar
C
160 bar
D
800 bar
Slide 16 - Quizvraag
Een dompelaar wordt gebruikt om water warm te maken. In welke tekening is juist getekend hoe het water dan gaat stromen?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 17 - Quizvraag
Je haalt een bak roomijs uit de vriezer. Wat gebeurt er als je de bak roomijs meteen daarna in een (goed isolerende) deken wikkelt?
A
Dan zal het ijs veel sneller smelten dan zonder deken.
B
De deken heeft geen invloed op het smelten van het ijs.
C
Dan zal het ijs veel langzamer smelten dan zonder deken.