Unit 1 1.1.2

Today!
Grammar explanation:
- present simple
- present perfect
- past simple <> present perfect
Zelfstandig werken


1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Today!
Grammar explanation:
- present simple
- present perfect
- past simple <> present perfect
Zelfstandig werken


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Slide 3 - Link

The Present Simple
Present Simple

Slide 4 - Tekstslide

The Present Simple

Slide 5 - Tekstslide

#present simple
 

Slide 6 - Tekstslide

Vragen en ontkenningen met de present simple

Slide 7 - Tekstslide

Present simple form

Slide 8 - Tekstslide

The Present Simple
The SHIT Rule

The SHIT Rule has to do with She, He, and IT.

The rule is:

If the subject is a he, she or it, the verb gets +s.

So I dance becomes She dances.


Slide 9 - Tekstslide

De SHIT rule
Bij de Present Simple krijg je bij she, he en it een s achter het werkwoord.
We noemen dit ook wel de SHIT-regel

voorbeeld: 
Anna drinks alcohol every mornig 



Slide 10 - Tekstslide

Welke zin staat in de Present Simple Tense?
A
A
B
B
C
C

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Simple Tense?
A
A
B
B
C
C

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Simple Tense?
A
A
B
B
C
C

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Simple Tense?
A
A
B
B
C
C

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Simple Tense?
A
A
B
B
C
C

Slide 15 - Quizvraag

Present perfect

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

I have worked

you have worked

She/he/it has worked

we have worked

you have worked

they have worked

Slide 18 - Tekstslide

Present Perfect
Have/has + voltooid deelwoord
Voorbeeld regelmatig: have watched, has looked
Voorbeeld onregelmatig: Have been, has gone

Slide 19 - Tekstslide

Present Perfect

Slide 20 - Tekstslide

Zo maak je de present perfect

bij REGELMATIGE werkwoorden

Slide 21 - Tekstslide

... bij ONREGELMATIGE werkwoorden





                              
           3e rijtje = voltooid deelwoord
                                                                                                         2e rijtje = .......?     

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Carole has ....... all day and she feels tired.

Carole heeft de hele dag gewerkt en voelt zich moe.
A
started
B
worked
C
rained
D
finished

Slide 24 - Quizvraag

John and Rachel have ..... all over France and will return to Paris.

John en Rachel hebben heel Frankrijk over gereisd.
A
started
B
worked
C
travelled
D
rained

Slide 25 - Quizvraag

I have .... the house and now I would like a cup of coffee.

Ik heb het huis schoongemaakt en heb zin in koffie.
A
started
B
worked
C
travelled
D
cleaned

Slide 26 - Quizvraag

It .... all morning and now we can't go for a picnic.

Het regent al de hele ochtend, nu kunnen we niet gaan picknicken.
A
has started
B
has worked
C
has rained
D
have rained

Slide 27 - Quizvraag

Yes mum, I ..... my homework.
Can I go outside now?

Ja mam, ik heb mijn huiswerk af.
A
have finished
B
has finished
C
have rained
D
has cleaned

Slide 28 - Quizvraag

Marcia and Paul ...... in Brazil for 10 years.

Marcia en Paul wonen al 10 jaar in Brazilië.
A
has started
B
have cleaned
C
have lived
D
has lived

Slide 29 - Quizvraag

Someone has .... my laptop from my locker.

Iemand heeft mijn laptop uit mijn kluisje gestolen.
A
cleaned
B
picked
C
stolen
D
done

Slide 30 - Quizvraag

Somebody has .... my Phone out of my pocket.

Iemand heeft mijn telefoon uit mijn zak gehaald.
A
taken
B
heard
C
took
D
broken

Slide 31 - Quizvraag

We ..... a new car. (buy)

We hebben een nieuwe auto gekocht.
A
are bought
B
is bought
C
have bought
D
were bought

Slide 32 - Quizvraag

It .... cold all week. (be)

Het is de hele week koud geweest.
A
has been
B
have been
C
was been
D
is been

Slide 33 - Quizvraag

She .... her arm. (break)

Ze heeft haar arm gebroken.
A
has breaked
B
has broken
C
have breaked
D
have broken

Slide 34 - Quizvraag

Present perfect:
I ...... (read)
A
I read
B
I have read

Slide 35 - Quizvraag

Maak present perfect:
Peter ......... told a joke.
A
have
B
has

Slide 36 - Quizvraag

Maak present perfect:
I ..... eaten an apple.
A
have
B
has

Slide 37 - Quizvraag

PAST SIMPLE vs PRESENT PERFECT

Slide 38 - Tekstslide

Past Simple vs Present Perfect

Slide 39 - Tekstslide

Verschil present perfect en past simple


Wat is het verschil?
Bij de past simple is de actie in het verleden nu afgelopen.
Bij de present perfect is de actie nog bezig of is er nu nog een link met het verleden.

Slide 40 - Tekstslide

past simple vs. present perfect

Slide 41 - Tekstslide

Past Simple:    
- worked (ww+ed)
- went (2e rij onr. ww)


Signaalwoorden:
Last Ago Date Yesterday


I worked in a bakery in 2010.
Present Perfect:
- have worked (ww+ed)
- has gone (3e rij onr. ww)
= have/has + volt.dw

Signaalwoorden:
For Yet Never Ever
Just Always Since

I have worked here since 2010

Slide 42 - Tekstslide

Past Simple or Present perfect:
They ____ (wash) the car. It looks new again.

Slide 43 - Open vraag

Past Simple or Present perfect:
Last year we ____ (go) to Italy.

Slide 44 - Open vraag

Past Simple or Present perfect:
She ___ (see) that film three times already.

Slide 45 - Open vraag



past simple:
- voorbij
- je weet wanneer
- WALDY
- w.w. + ed
- 2e rijtje
- ? = did + w.w.
- - = didn't + w.w.


present perfect:
- nog bezig / merkbaar
- nu nog belangrijk
- FYNE JAS
- have/has + w.w. + ed
- have/has + 3e rijtje
- he/she/it = has
- I/you/we/they = have
past simple vs. present perfect

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Maak present perfect:
Grandmother ....... (bake) a cake.

Slide 49 - Open vraag

Maak de present perfect:
Martha..... her homework. (finish)

Slide 50 - Open vraag

Maak de present perfect:
We .... .... to school (go)

Slide 51 - Open vraag

Work, work work: dinsdag af!
Opdrachten: 
10B, 11, 12 t/m 18
Vrijdag 9 september af

Klaar? woorden unit 1 leren!

Slide 52 - Tekstslide