Het bijwoord geeft extra informatie over:een werkwoord
een ander bijwoord
een bijvoeglijk naamwoord
de plaats
de tijd
restwoordjes
de trein rijdt snel
de trein rijdt erg snel
de erg snelle trein is te vroeg
hier, er, daar, (n)ergens, waar, thuis
nu, soms, 's morgens, gauw, wanneer, plotseling
hoe, wel, toch, ook, nog, immers, nauwelijks