taalquiz

Laatste les!!!!!
30 vragen
Doe je best!
timer!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Laatste les!!!!!
30 vragen
Doe je best!
timer!

Slide 1 - Tekstslide




                       Welk spreekwoord is juist?
timer
0:07
A
De kat in de pot vinden
B
De hond in de pot vinden

Slide 2 - Quizvraag



    Welk woord moet je invullen op de stippellijn:

                     Deze soep ....... nergens naar.
timer
0:07
A
proeft
B
smaakt

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van deze zin?

Joost heeft hem geroepen!
timer
0:07
A
Joost
B
hem

Slide 4 - Quizvraag

WAT IS JUIST GESCHREVEN?
timer
0:10
A
-HUIS-AAN-HUIS-BLAD
B
HALF-OM-HALFGEHAKT
C
JAMES-BOND-FILM

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

timer
0:07
A
Houd hij van me?
B
Houdt hij van me?

Slide 6 - Quizvraag

Welke spelling is juist?

timer
0:07
A
oud-Hollandse spelletjes  
B
oudhollandse spelletjes

Slide 7 - Quizvraag

Welke spelling is juist?
timer
0:07
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van melodie?
timer
0:07
A
Melodieën
B
Melodiën

Slide 9 - Quizvraag


     Is 'onmiddelijk' goed of fout gespeld? 
timer
0:07
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent 'sober'?
timer
0:10
A
eenvoudig
B
schoon

Slide 11 - Quizvraag

WAT IS JUIST GESCHREVEN?
timer
0:15
A
Louis Vuitton-tas
B
Louis Vuitton tas
C
Louis -Vuittontas

Slide 12 - Quizvraag

Welke woorden met -ij zijn goed geschreven?

timer
0:10
A
aardbij
B
zijkant
C
schilderij
D
batterij

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de zin?

"Wij kregen Freek Vonk plaatjes bij de Albert Heijn."
timer
0:10
A
Wij
B
Freek Vonk
C
Kregen
D
Albert Heijn

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de zin?

"Morgen ben ik eindelijk jarig"
timer
0:10
A
morgen
B
ben
C
jarig
D
eindelijk

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

"Heet de nieuwe leerling uit Assen, Tom?"
timer
0:15
A
Assen
B
leerling
C
nieuwe
D
heet

Slide 16 - Quizvraag

Wat hoort op de ..... ?

"ik ........ deze taalquiz heel leuk"
timer
0:07
A
vinden
B
vind
C
vindt
D
vonden

Slide 17 - Quizvraag

tussen, op, naast, onder, bij, van.

Dit zijn:
timer
0:10
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
telwoorden
D
bijvoeglijke naamwoorden

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord stappen?
timer
0:15
A
gestapt
B
stappen heeft geen voltooid deelwoord
C
gestapd
D
gestappen

Slide 19 - Quizvraag

grammatica

Welke zin is helemaal goed?
timer
0:25
A
Ik heb heel hard geniesd.
B
Ik ben gisteren verhuist.
C
Ik heb een verhaal vertelt.
D
Ik heb ziek geweest.

Slide 20 - Quizvraag

grammatica
In welke zin staan GEEN zelfstandige naamwoorden?
timer
0:25
A
De vliegen vliegen achter vliegen aan.
B
De reiziger zal met de trein gaan reizen.
C
In de mediatheek staan veel computers.
D
Misschien moeten wij verhuizen.

Slide 21 - Quizvraag

grammatica
Wat past in de zin?
Ik heb deze week .............. gelezen.
timer
0:10
A
de mooie boek
B
het mooi boek
C
een mooie boek
D
een mooi boek

Slide 22 - Quizvraag

spelling
Welk woord is FOUT geschreven?
timer
0:10
A
appartement
B
raport
C
bodem
D
plafond

Slide 23 - Quizvraag

woordenschat
Wat betekent belemmeren?
timer
0:10
A
verhinderen
B
zeuren
C
remmen
D
jaloers zijn

Slide 24 - Quizvraag

werkwoordspelling
(beantwoorden)...je die vraag wel goed?
timer
0:20
A
Beantwoort
B
beantwoor
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 25 - Quizvraag

meervoud
wat is fout?
timer
0:10
A
programma's
B
televisie's
C
winkels
D
mango's

Slide 26 - Quizvraag

werkwoordspelling
(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
timer
0:20
A
word
B
wordt

Slide 27 - Quizvraag

meervoud
wat is fout?
timer
0:15
A
cadeaus
B
douches
C
theoriën
D
sauzen

Slide 28 - Quizvraag

Wat is goed?Kunnen er meerdere zijn...
timer
0:25
A
dvd'tje
B
80-jarige
C
donkerblauw en-groene broeken
D
niet-roker

Slide 29 - Quizvraag

Sleep de verbanden naar de juiste signaalwoorden
timer
1:00
maar, daarentegen
Bijvoorbeeld, neem nou
Ten eerste, als laatste, ABC
Eerst, vervolgens, daarna
Doordat, waardoor
Tijdsvolgorde
Oorzaak- gevolg
Opsomming
Tegenstelling
Voorbeeld

Slide 30 - Sleepvraag

Slide 31 - Tekstslide