- Na werkwoorden waarmee je aangeeft wat je wel of niet leuk vindt (like, dislike, love, hate, fancy, envy):
- Na zintuigelijke werkwoorden (see, watch, hear, smell, feel):
- Na de specifieke werkwoorden avoid, consider, give up, go on, keep, manage, mind, prefer, recommend, start, stop, finish en suggest:
- Na uitdrukkingen
- Na voorzetsels