Laagland

Welkom!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?
- We starten met lezen.
- Voorkennis opfrissen.
- Eigen recensie analyseren.
- Zelfstandig verder werken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tien minuten in stilte lezen.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Module 1 ging over fictie en non-fictie.
Wat weet je nog?

Slide 4 - Woordweb

Fictie:
- geen echt doel
- geen beschrijving van de werkelijkheid
proza / poëzie / toneel

Non-fictie:
- beschrijving van bestaande situaties
- doel duidelijk
- waar / niet waar
Lesdoel
De begrippen uit Laagland kunnen toepassen op je roman.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige week...

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open plekken
Soms roepen tekstpassages vragen op die je als lezer wilt invullen. Open plekken maken een verhaal spannend
Als je aan het einde van de tekst alle open plekken kunt invullen, heeft de tekst een gesloten einde. Als je de tekst helemaal uit hebt en er zijn nog belangrijke open plekken over, dan heeft de tekst een open einde

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spanning
Spanning ontstaat o.a. door een informatieachterstand:
- door een raadsel: de verteller suggereert iets te weten wat lezer en personage niet weten;
- door een geheim: de lezer weet niet wat de verteller en vaak ook het personage wél weten;
- door een dreiging: het personage weet niet wat de verteller en de lezer wel weten. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jij weet als lezer iets wat een personage niet weet. Er is dan sprake van:
A
een dreiging
B
een geheim
C
een raadsel

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rollen van personages
In een literair werk vind je altijd een hoofdpersoon die in het verhaal een bepaald doel nastreeft. Er kunnen meerdere hoofdpersonen zijn. Zij zijn altijd betrokken bij de belangrijkste gebeurtenissen. Er zijn ook bijpersonen. Zij vervullen de rollen van tegenstanders en helpers, oftewel: zij werken de hoofdpersoon tegen of steunen hem of haar juist. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Setting: tijd en ruimte
De gebeurtenissen in een verhaal spelen zich af in een bepaalde ruimte, zoals een ziekenhuis, een stad, een kantoor. Ook vinden de gebeurtenissen plaats in een bepaalde tijd, bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog, het heden, 2000. Ruimte en tijd waarin de gebeurtenissen plaatsvinden, noem je setting

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motieven
Terugkerende elementen in verhalen heten motieven. Als lezer vat je deze elementen op als betekenisvol. 

Een verhaalmotief is het terugkomen van situaties, gevoelens, opvattingen of gebeurtenissen. Een leidmotief is het steeds terugkeren van een bepaald woord of voorwerp. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De verteller
De verteller is de instantie die het verhaal, met daarin de geschiedenis, aan de lezer presenteert. Vertellers zijn niet altijd betrouwbaar. 

Er zijn drie typen vertellers: de auctoriale en de personale vertelinstantie en de ik-vertelinstantie

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Analyseren van je recensie
1. Lees de recensie goed door en onderstreep wat je belangrijk vindt.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Analyseren van je recensie
1. Lees de recensie goed door en onderstreep wat je belangrijk vindt.
2. Welke literaire argumenten kun je in de recensie vinden?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Analyseren van je recensie
1. Lees de recensie goed door en onderstreep wat je belangrijk vindt.
2. Welke literaire argumenten kun je in de recensie vinden?
3. Ken je bepaalde begrippen niet? Zoek ze op in Laagland A.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Analyseren van je recensie
1. Lees de recensie goed door en onderstreep wat je belangrijk vindt.
2. Welke literaire argumenten kun je in de recensie vinden?
3. Ken je bepaalde begrippen niet? Zoek ze op in Laagland A.
4. Klaar? Start met module 3.
     Opdr. 2 (vraag 1), opdr. 3, opdr. 4 (vraag 1, 2, 3, 4 en 6),
     opdr. 6 (vraag 2a t/m g) en opdr 7 (vraag 3, 4 en 5).




Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
De begrippen uit Laagland kunnen toepassen op je roman.

Behaald?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies