les 10

Weer & Klimaat
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Weer & Klimaat

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Programma
Binnenkomst + absentie (5 min)
Twee foto's (7 min)
Leerdoelen (3 min)
Werkblad 'Landbouw in Nederland en Spanje' (20 min)
Uitleg  'Landbouw in Nederland  (10 min)
Aan het werk (10 min)
Afsluiting (5 min)

Slide 4 - Tekstslide

A. In welk land is deze foto genomen? 
B. In welk land is deze foto genomen? 

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen les 10 + 10B
Aan het einde van deze les kun je
1. uitleggen wat het verband is tussen klimaat en landbouw door in te gaan op het begrip 'waterbalans';
2. de landbouw van Nederland en Spanje met elkaar vergelijken, door in te gaan op opbrengst,  intensieve- en extensieve landbouw, tuinbouw en verbouwde gewassen;
3. tenminste 3 Nederlandse en 3 Spaanse landbouwproducten noemen.

Slide 6 - Tekstslide

Aan het werk- groep 1

Wat: werkblad 'Landbouw in Nederland en Spanje' -> ALLES

Hoe: met de groep (3 leden)

Hulp: lezen paragraaf 1.6 + groep 

Tijd: 18 minuten


Klaar: Maken paragraaf 1.6 vraag 3, 4 en 7
Aan het werk- groep 2

Wat: werkblad 'Landbouw in Nederland en Spanje' -> NIET vraag 3B + 5

Hoe: met de groep (4 leden)

Hulp: docent + groep + lezen paragraaf 1.6

Tijd: 18 minuten

Klaar: Maken paragraaf 1.6 vraag 3abcd, 4 en 7ab
timer
15:00

Slide 7 - Tekstslide

WATERBALANS
Waterbalans
Waterbalans = in - uit

Neerslag +
Water uit rivieren + 
Grondwater
______________ -
Water voor consumptie +
Verdamping + 
Uitstroom


Slide 8 - Tekstslide

Wisbordje

a) Maand met positieve balans.
b) Maand met negatieve balans.


Waterbalans simpel =

neerslag - verdamping


Slide 9 - Tekstslide

Landbouw in Nederland
In Nederland is de waterbalans positief = er valt meer neerslag dan dat er verdampt.
Maar als er toch te weinig of juist te veel neerslag valt, dan is Nederland rijk genoeg om dat op te lossen ->
- Draineren = te veel aan water uit de grond halen
- Irrigeren = water toevoegen aan de grond als er een tekort is

En als het weer helemaal tegenzit dan hebben we nog de tuinbouw in kassen ->
In kassen kan het klimaat kunstmatig geregeld worden, zodat het altijd precies goed is om gewassen te laten groeien.

Door deze gunstige omstandigheden is Nederland één van de grootste landbouwproducenten ter wereld.
Ruim de helft van de grond in Nederland wordt gebruikt voor landbouw en tuinbouw!
Landbouw in Nederland
In Nederland is de waterbalans positief = er valt meer neerslag dan dat er verdampt. Gunstig voor de landbouw!

Maar als er toch te weinig of juist te veel neerslag valt, dan is Nederland rijk genoeg om dat op te lossen ->
- Draineren = te veel aan water uit de grond halen
- Irrigeren = water toevoegen aan de grond als er een tekort is

En als het helemaal tegenzit dan hebben we nog kassen ->
In kassen kan het klimaat kunstmatig geregeld worden, zodat het altijd precies goed is om gewassen te laten groeien.

Door deze gunstige omstandigheden is Nederland één van de grootste landbouwproducenten ter wereld.

We verbouwen aardappelen, graan, bieten, uien, enz.

Slide 10 - Tekstslide

Drie vormen van irrigatie
Kanalen/ geulirrigatie/ oppervlakte irrigatie
Besproeien/ cirkelirrigatie
Druppelirrigatie

Slide 11 - Tekstslide

Irrigatie in Nederland
Besproeien

Slide 12 - Tekstslide

Kassen 
=
Glastuinbouw
=
kunstmatig regelen van het klimaat

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je
1. uitleggen wat het verband is tussen klimaat en landbouw door in te gaan op het begrip 'waterbalans';
2. de landbouw van Nederland en Spanje met elkaar vergelijken, door in te gaan op opbrengst,  intensieve- en extensieve landbouw, tuinbouw en verbouwde gewassen;
3. tenminste 3 Nederlandse en 3 Spaanse landbouwproducten noemen.

Slide 14 - Tekstslide

Nakijken
Hoe
- Bedenk welke vraag wil je echt nagekeken wilt hebben
- Docent geeft beurten -> vertel welke vraag je nagekeken wil hebben (bijvoorbeeld 1c of 3d)
- Docent vraagt wie het antwoord weet en geeft beurten -> geef je antwoord/ leg uit.

Tijd: 5 minuten

Wat?
paragraaf 1.6 vraag 1 + 2


timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Aan het werk- groep 1

Wat: 
- paragraaf 1.6 vraag 3 + 4 + 7

Hoe: in tweetallen

Hulp: duo + paragraaf 1.6

Tijd: 10 minuten

Klaar?:  lees paragraaf 1.6 en noteer in je schrift 8 dingen die jij zou leren voor een toets. (Oh en vraag 1 + 2 waren al huiswerk)

Niet klaar? Deze vragen worden huiswerk


Aan het werk- groep 2

Wat: 
- paragraaf 1.6 vraag 3abcd + 4 + 7ab

Hoe: in groepje van 3 of 4

Hulp: groepsgenoten, boek paragraaf 1.6 en docent 

Tijd: 10 minuten

Klaar? lees paragraaf 1.6 en noteer in je schrift 5 dingen die jij zou leren voor een toets. (Oh en vraag 1 + 2 waren al huiswerk)

Niet klaar? Deze vragen worden huiswerk
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Afronding
Wat hebben we geleerd?
Hoe hebben we meegedaan?
Huiswerk

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je
1. uitleggen wat het verband is tussen klimaat en landbouw door in te gaan op het begrip 'waterbalans';
2. de landbouw van Nederland en Spanje met elkaar vergelijken, door in te gaan op opbrengst,  intensieve- en extensieve landbouw, tuinbouw en verbouwde gewassen;
3. tenminste 3 Nederlandse en 3 Spaanse landbouwproducten noemen.

Slide 18 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen op je wisbordje
1. De waterbalans in Nederland is positief / negatief.
2. Dat betekent dat er in Nederland meer / minder neerslag valt dan dat er verdampt.
3. Als er te veel water valt dan halen wij dit uit de grond. Dit heet draineren / irrigeren.
4. Als er te weinig water valt dan vullen we dit aan. Dit heeft draineren / irrigeren.
5. Als het weer helemaal tegenzit verbouwen wij voedsel in .....
6. Landbouwproducten die in Nederland goed willen groeien zijn ..... (noem er tenminste 3!)

Slide 19 - Tekstslide

Hoe heb ik deze les meegedaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Huiswerk
Maken paragraaf 1.6
- Groep 1 vraag 3 + 4 + 7
- Groep 2  vraag 3abcd, 4 en 7ab

Let op: vraag 1 + 2 zou je al af moeten hebben en we kijken alles de volgende les na!

Slide 21 - Tekstslide