Oefenstof Toetsweek 2 (Taalverzorging)

Toetsweek 2 (Taalverzorging h1-4)
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Toetsweek 2 (Taalverzorging h1-4)

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk eerst de theorie van Taalverzorging h1 (hoofdletters, leestekens, (lastige) werkwoorden)

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruik je geen hoofdletter? Kies uit:
A
bij officiële feestdagen
B
bij aardrijkskundige namen
C
bij namen van seizoenen
D
bij woorden die van namen zijn afgeleid

Slide 3 - Quizvraag

Wanneer gebruik je geen komma? Kies uit:
A
tussen twee persoonsvormen
B
na een naam of uitroep aan het begin van een zin
C
tussen delen van een opsomming (behalve de laatste 2 delen)
D
na voegwoorden zoals: omdat, terwijl, nadat, toen, want

Slide 4 - Quizvraag

Welke woorden in onderstaande zin schrijf je met een hoofdletter?
vorig jaar december ging ik in de kerstvakantie naar het zuiden van spanje

Slide 5 - Open vraag

Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?
’s avonds ga ik hardlopen naar het kievitsveld in emst

Slide 6 - Open vraag

Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?
weerman van den berg voorspelde regen in het oosten van het land.

Slide 7 - Open vraag

Toen we bij het festivalterrein aankwamen bleek dat we onze tickets vergeten hadden omdat we gehaast weggingen.
Waar horen komma's in deze zin?
A
voor bleek, voor omdat
B
voor bleek, na omdat
C
alleen voor omdat
D
er horen helemaal komma's in deze zin

Slide 8 - Quizvraag

De politieagent zei dat hij onze identiteitsbewijzen wilde zien.
Horen en (nog meer) leestekens in deze zin?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

"Ik heb geen commentaar" zei de wethouder tegen de journalist.
Zijn de leestekens in deze zin juist geplaatst?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Het gesprek tussen Pien en haar moeder ..... (ontaarden) weer in ruzie.
A
ontaarde
B
ontaardde
C
ontaardte

Slide 11 - Quizvraag

Volgende week ......(begeleiden) meneer Jansen de excursie naar het Mediapark.
A
begeleidde
B
begeleid
C
begeleit
D
begeleidt

Slide 12 - Quizvraag

Bekijk eerst de theorie van Taalverzorging h2 (pv in samengestelde zinnen, aan elkaar of los)

Slide 13 - Tekstslide

Het bange meisje ... (worden, vt) door de tandartsassistente ... (kalmeren).
A
wordt, gekalmeerd
B
werd, gekalmeerd
C
word, gekalmeerdt
D
werd, gekalmeert

Slide 14 - Quizvraag

Je ha... het me nog zo beloof...
A
had, belooft
B
had, beloofd
C
had, beloofdt
D
hat, belooft

Slide 15 - Quizvraag

Als ... dit jaar wereldkampioen schaatsen wordt, word ... gek.
A
ik, ik
B
jij, hij
C
jij, ik
D
ik, jij

Slide 16 - Quizvraag

Wat schrijf je niet aan elkaar?
A
getallen tot en met het woord duizend
B
getallen vanaf het woord duizend
C
samenstellingen
D
samengestelde aardrijkskundige namen

Slide 17 - Quizvraag

Voorzetsels met woorden als er-, daar-, hier- en waar- schrijf je aan elkaar
A
juist
B
niet juist

Slide 18 - Quizvraag

Wat is goed?
A
achterop, binnen uit
B
Noord-Holland, lange-afstandsloper
C
driemiljoen, vierhonderdduizend
D
opschrijven, Zuid-Europeaan

Slide 19 - Quizvraag

Bekijk eerst de theorie van Taalverzorging h3 (tussenletters, werkwoordspelling, verwijswoorden)

Slide 20 - Tekstslide

Welke samenstellingen zijn goed gespeld?
A
niveau-indeling chocoladeeitjes
B
niveauindeling chocolade-eitjes
C
niveauindeling chocoladeeitjes
D
niveau-indeling chocolade-eitjes

Slide 21 - Quizvraag

Max Verstappen, onze nationale trots, is
A
beregoed
B
berengoed

Slide 22 - Quizvraag

Welke woord is fout gespeld?
A
reuzegezellig
B
karatetrap
C
karate-examen
D
informatieuitwisseling

Slide 23 - Quizvraag

De regel: het woord heeft een meervoud op -n en -s geldt voor:
A
idee
B
industrie
C
tarwe
D
gedachte

Slide 24 - Quizvraag

Waarom is het spinnewiel (zonder tussen -n)?
A
het eerste deel heeft een meervoud op -s
B
het eerste deel heeft een versterkende betekenis
C
het eerste deel heeft een meervoud op -n
D
het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 25 - Quizvraag

De jongen ... zij verliefd is, heet Jan.
A
waarop
B
op wie

Slide 26 - Quizvraag

Heb jij ..... dat je moest maken al af?
A
de lastige opdracht
B
het economiewerkstuk

Slide 27 - Quizvraag

Daar is ... met wie opa altijd wandelt
A
het kleine hondje
B
de aardige dame

Slide 28 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk naamwoord in:
De .... (vluchten) crimineel zit nu vast.

Slide 29 - Open vraag

Vul een bijvoeglijk naamwoord in:
De ... (roven) kunstschatten zijn weer terecht.

Slide 30 - Open vraag

Vul een passend bijvoeglijk naamwoord in:
Het .... (juichen) publiek was voor het Nederlands elftal.

Slide 31 - Open vraag

Het door brand ... gebouw werd afgebroken.
A
verwoeste
B
verwoestte

Slide 32 - Quizvraag

Hij ... de foto van zijn opa.
A
vergrote
B
vergrootte

Slide 33 - Quizvraag

Zij ... zich nogal wat.
A
verbeeldde
B
verbeelde

Slide 34 - Quizvraag

Bekijk eerst de theorie van Taalverzorging h4 (herhaling, als/dan, werkwoordspelling)

Slide 35 - Tekstslide

Geeft de vergrotende en overtreffende trap van: goed, fantastisch en veel

Slide 36 - Open vraag

Piet is goed in economie, maar Ryan is nog beter als/dan hem/hij.
A
als hij
B
dan hij
C
als hem
D
dan hem

Slide 37 - Quizvraag

Volgens mij krijg jij veel meer aandacht van de voetbaltrainer als/dan ik/mij.
A
als ik
B
dan ik
C
als mij
D
dan mij

Slide 38 - Quizvraag

Onze trainer denkt dat het andere team net zoveel kans maakt als/dan ons/wij.
A
als ons
B
dan ons
C
als wij
D
als ons

Slide 39 - Quizvraag

Deze shirts ......(kosten) vorige week nog 10 euro minder dan nu

Slide 40 - Open vraag

Wat een saaie film, er .... (gebeuren) helemaal niets leuks in!

Slide 41 - Open vraag

Hij heeft keihard .... (juichen), toen zijn favoriete club dat winnende doelpunt scoorde!

Slide 42 - Open vraag

Anne betree... lachen... de tribune
A
betreet, lachent
B
betreed, lachend
C
betreedt, lachendt
D
betreedt, lachend

Slide 43 - Quizvraag

Hoe hard moet je nog leren en oefenen voor de toetsweek (voor Nederlands)....
HEEL hard! Ik had veel te veel fouten
Nou, ik moet er nog best wat aan doen...
Valt mee, ik had al best veel vragen goed
Ik hoef niets meer te doen, ik weet ALLES!

Slide 44 - Poll