begrippen

PRIMAIRE BEHOEFTE
§1.1
de noodzakelijke levensbehoeften, zoals: kleding, voeding en woonruimte
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

PRIMAIRE BEHOEFTE
§1.1
de noodzakelijke levensbehoeften, zoals: kleding, voeding en woonruimte

Slide 1 - Tekstslide

PRIORITEITEN STELLEN
§1.1
je kiest voor jezelf welke behoefte jij het belangrijkste vindt en welke je minder belangrijk vindt

Slide 2 - Tekstslide

SCHAARS
§1.1
iets is schaars als er middelen nodig zijn om ze te maken

Slide 3 - Tekstslide

SECUNDAIRE BEHOEFTEN
§1.1
alle overige behoeften die je leven beter of prettiger maken

Slide 4 - Tekstslide

VRIJE GOEDEREN
§1.1
goederen waarover je zomaar kunt beschikken, zoals lucht, zonlicht en regenwater

Slide 5 - Tekstslide

WELVAART
§1.1
de mate waarin je in je behoefte kunt voorzien

Slide 6 - Tekstslide

ZELFVOORZIENING
§1.1
je voorziet in je behoefte door goederen voor eigen gebruik zelf te maken

Slide 7 - Tekstslide

EEN PERCENTAGE UITREKENEN
§1.1
te berekenen aantal of bedrag = percentage delen door 100 x het totaal

Slide 8 - Tekstslide

COMMERCIËLE RECLAME
§1.2
reclame om meer producten te verkopen en daar geld aan te verdienen

Slide 9 - Tekstslide

DOELGROEP
§1.2
een groep consumenten voor wie een product of boodschap bedoeld is

Slide 10 - Tekstslide

IDEËLE RECLAME
§1.2
reclame om mensen te laten nadenken over maatschappelijke thema's

Slide 11 - Tekstslide

INFORMATIEVE RECLAME
§1.2
reclame om informatie te geven over de eigenschappen en prijs van een product

Slide 12 - Tekstslide

MARKETING
§1.2
alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen

Slide 13 - Tekstslide

MARKETINGMIX
§1.2
de marketinginstrumenten: product-, prijs-, plaats-, promotie-, personeel- en presentatiebeleid

Slide 14 - Tekstslide

MERKRECLAME
§1.2
reclame om een merknaam bekender te maken

Slide 15 - Tekstslide

KORTING IN % UITREKENEN
§1.2
prijsverschil delen door de prijs waarmee je het vergelijkt keer 100

Slide 16 - Tekstslide

BEGROTING
§1.3
een overzicht van je verwachte inkomsten en verwachte uitgaven voor de komende periode

Slide 17 - Tekstslide

BUDGETTEREN
§1.3
je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen

Slide 18 - Tekstslide

DAGELIJKSE UITGAVEN
§1.3
huishoudelijke uitgaven, zoals: boodschappen, cadeautjes, persoonlijke verzorging en uitgaan

Slide 19 - Tekstslide

INCIDENTELE UITGAVEN
§1.3
uitgaven die je niet zo vaak doet, zoals: voor vakantie, reparaties of apparaten

Slide 20 - Tekstslide

NIBUD
§1.3
Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting, geven voorlichting over geld, en hoe je hiermee het beste kunt omgaan

Slide 21 - Tekstslide

RESERVEREN
§1.3
je zet geld opzij om later een bepaalde grote uitgave te kunnen betalen

Slide 22 - Tekstslide

SOORTEN INKOMENS
§1.3
inkomen uit arbeid (loon, salaris), bezit (huur of winst) en overdrachtsinkomen (uitkering, kinderbijslag, zakgeld)

Slide 23 - Tekstslide

VASTE LASTEN
§1.3
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen, zoals: huur, contributie of abonnementen

Slide 24 - Tekstslide

RESERVERING PER MAAND UITREKENEN
§1.3
Te reserveren delen door het aantal maanden dat je wilt reserveren

Slide 25 - Tekstslide

OMREKENEN VAN GELD
§1.3
Stap 1: per jaar uitrekenen Stap 2: terugrekenen naar wat gevraagd wordt. 1 jaar = 4 kwartalen = 12 maanden = 52 weken = 365 dagen

Slide 26 - Tekstslide

CBS
§1.4
Centraal Bureau voor de Statistiek, verzamelen informatie over bijvoorbeeld economische veranderingen

Slide 27 - Tekstslide

DEFLATIE
§1.4
een algemene daling van de prijzen

Slide 28 - Tekstslide

INDEXCIJFER
§1.4
een getal dat een procentuele verandering laat zien ten opzichte van een basisjaar

Slide 29 - Tekstslide

INFLATIE
§1.4
Een algemene stijging van prijzen

Slide 30 - Tekstslide

KOOPKRACHT
§1.4
de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen

Slide 31 - Tekstslide

VERANDERING IN % UITREKENEN
§1.4
nieuw - oud gedeeld door oud keer 100

Slide 32 - Tekstslide

REKENEN MET INDEXCIJFERS
§1.4
basisjaar = 100 dit is het geheel. 
Dan de formule deel gedeeld door geheel x 100 gebruiken

Slide 33 - Tekstslide